MRTE-model toelichting-webpagina 25 september 2015 (update 05-november-2024) --------------------------------------------------------------------------------------------------------- BEGIN Zoekstappen na knop google een woord, uitdrukking of zin. 1. Klik op F3 of op Ctrl f 2. Schrijf jouw zoekterm in het zoekvenster (eventuele tussenliggende spaties vullen met underscores). 3. Klik op Next 4. Klik eventueel op X van het zoekvenster, zodat je weer PgUp en PgDn kunt gebruiken. END Zoekstappen na knop google een woord, uitdrukking of zin. BEGIN Navigeren door de tekst Ctrl f knoppen op toetsenbord of F3 -> zoeken ; gebruik underscoretekens (_) op de plaats van spaties. Home knop op toetsenbord -> naar begin End knop op toetsenbord -> naar eind PgUp knop op toetsenbord -> 1 pagina terug PgDn knop op toetsenbord -> 1 pagina verder END Navigeren door de tekst --------------------------------------------------------------------------------------------------------- --------------------------------------------------------------------------------------------------------- BEGIN Toelichting Een algemeen logisch symmetrisch indelingsmodel voor basale begrippen kan houvast bieden bij het denken en voelen en daarmee wellicht ook bijdragen aan een sterker verankerd "thuisgevoel" en/of "thuis-zijn-in-gevoel". Het MTRE-indelingsmodel is een amateuristisch experimenteel voorbeeld voor hoe een indelingsmodel voor basale begrippen, als model van de werkelijkheid, er misschien uit zou kunnen zien. De gedachte achter het MRTE-indelingsmodel is de vraag of en hoe het mogelijk zou kunnen zijn om basale begrippen in een min of meer algemeen logisch symmetrisch indelingsmodel te rangschikken, teneinde verbanden tussen de verschillende basisbegrippen op een bepaalde manier inzichtelijk te krijgen. De gekozen bepaalde manier in het MTRE-indelingsmodel is een semantische indeling (indeling naar betekenis) volgens het begrip "plaats". Kernvraag is: hoe kom je op een natuurlijke, logische wijze van betrekkelijk simpele begrippen naar betrekkelijk complexere begrippen? _______________________________________________________________________________________________ - Rubriekletter rubrieknaam rubriekinhoud vraag _______________________________________________________________________________________________ - M materie lichamen (voorwerpen, planten, dieren, mensen) wat - R ruimte locaties waar - T tijd tijd en bewegingen wanneer - E energie activiteiten waarom _______________________________________________________________________________________________ Indien dieren, net als mensen, een besef hebben van - en/of instinctief overweg kunnen met de vragen wat/wie, waar, wanneer, waarom/hoe, welke vragen binnen het MRTE-indelingsmodel aangeduid worden met de rubrieknamen materie, ruimte, tijd en energie, dan zou je kunnen veronderstellen dat deze begrippen wellicht ook op een primitieve wijze begrepen kunnen worden, namelijk op basis van relaties tussen zeer basale begrippen. Uitgangspunt binnen het MRTE-indelingsmodel is het basisbegrip "plaats" en daarvan afgeleid de begrippen binnen/inwendig, buiten/uitwendig en wel - of geen verplaatsing/beweging. Het indelingsmodel is een probeersel, waarbij door het ordenen van begrippen en woorden het indelingsmodel nader wordt getoetst op (on)aannemelijkheid en/of (on)bruikbaarheid. Het MRTE-indelingsmodel kan ook het kader zijn voor het begrip "informatie". ____________________________________________________________________________________________________ BEGIN Wat zijn de meest basale vragen en wat is de kern van de antwoorden op de meest basale vragen? ____________________________________________________________________________________________________ Op weg van begin tot einde, in ruimte en tijd: - Wat is wel echt en wat is niet echt? - Wat is wel waar en wat is niet waar? - Wat is wel wijs en wat is niet wijs? Passen de basale denkpatronen van mens en dier in een algemeen geldend indelingsmodel? Uitgaande van onszelf als levend systeem binnen onze leefomgeving, zouden we kunnen beginnen met: - wat vinden we? - wat doen we? - welke reacties mogen/kunnen we verwachten? De antwoorden lijken net als de vragen, een afspiegeling van gangbare indelingsconcepten met als kenmerkende begrippen: cycli (kringlopen), wederkerigheden en symmetrie en mede daardoor balans/evenwicht. Hieronder staat een amateuristische experimentele poging om gangbare basale indelingsconcepten te integreren tot een overall/totale indelingsvisie in de vorm van een betrekkelijk simpel algemeen geldend indelingsmodel, gebaseerd op het begrip plaats. ____________________________________________________________________________________________________ END Wat zijn de meest basale vragen en wat is de kern van de antwoorden op de meest basale vragen? ____________________________________________________________________________________________________ ____________________ BEGIN wat vinden we? ____________________ Moralistische termen als "goed" en "kwaad" lijken afgeleid van de basisbegrippen "meewerken" en "tegenwerken" en hebben daarmee betrekking op conflicterende doelen/doelgroepen. Moraal bestaat uit normen en waarden. Moraal en waarheid hebben veel "gezichten". Doel/toekomst. Teneinde te (over)leven hebben we als wezens richtlijnen/visies/verwachtingen nodig ten aanzien van onze (on)mogelijkheden, waarmee we kunnen anticiperen op wat ons mogelijk wel - en niet te wachten staat en hoe we onze invloed kunnen aanwenden om zelf mede vorm te geven aan onze toekomst. Richtlijnen, visies en verwachtingen zijn mede gebaseerd op onze moralen en inzichten/waarheden. Middelen. We herinneren en nemen waar in vormen van bijvoorbeeld: - beweging - druk/rek - geluid (oor) - genot - kou - leegte/gebrek - pijn - reuk (neus) - smaak (mond) - tast - warmte - zicht (oog) Je zou het begrip herinneren eventueel ook kunnen scharen onder het begrip waarnemen. Herinneren vindt plaats na informie-opslag in het geheugen. De opslag van info in het geheugen betreft een vorm uiting geven aan onze waarnemingen, de ontsluiting van info uit het geheugen betreft een vorm waarnemen: herinneren. Herinneringen en waarnemingen gaan al dan niet gepaard met geen -, zwakke - of sterke emoties. Onze herinneringen en waarnemingen staan onder invloed van de inschatting van onze plaats ten op zichte van onze context/posities/relaties/afhankelijkheden/verwevingen/doelen/streven binnen onze omgeving. Onze herinneringen en waarnemingen staan onder invloed van de inschatting van onze relaties met onze leefomgevingen/leefwerelden en staan via moraal en inzichten/waarheden in het teken van de toekomst in de vorm van verwachtingen: positieve - of negatieve bruikbaarheid/nuttigheid/gebruikswaarden, (on)haalbaarheden. We zien in de toekomst vermijdbare - en nastreefbare aspecten. Evolutionair gezien is het logisch dat we onder invloed staan van primitieve - en/of complexe afwegingen over onze (on)mogelijkheden (kansberekeningen) in de vorm van verwachtingen. We baseren onze moralen en inzichten/waarheden/(grond)houdingen ten aanzien van aspecten, zaken en wezens uit onze omgeving dus op herinneringen en waarnemingen, welke weer stoelen op onze relaties met onze omgeving. Schematisch in de tijd: - onze relaties met leefomgevingen -> - herinneringen en waarnemingen (verleden en heden) -> - moralen en inzichten/waarheden -> - richtlijnen, visies en verwachtingen (toekomst) Onze aandacht en gevoel wordt (on)prettig geprikkeld/gestimuleerd, wanneer we (on)gunstige mogelijkheden opmerken, "kan ik er wel of niet wat mee of moet ik het ontlopen?" Onder gegeven omstandigheden bereiden waarnemingen, gedachten en gevoelens/emoties het lichaam voor op directe - of later wel - of geen gerichte acties en zijn daarmee meters/schatters van persoonlijke belangen in kwantitatieve - en kwalitatieve zin. Voorbeelden van gevoel(sherinneringen) in de vorm van een onprettig gevoel zijn: - aan je hart gaan - afgrijzen - allergisch zijn voor - als beton op je maag liggen - als een steen op je maag liggen - angst - argwaan/ongeloof/wantrouwen - bij je keel/strot grijpen - bijsmaak - bitter worden - de bibbers krijgen van - de keel uithangen - de strot uitkomen - degouteren/degout/degoutant - dwars in je maag liggen - een afkeer krijgen - een dichte keel krijgen - een dichtgeknepen keel krijgen - een naar gevoel in je maag krijgen - een nare smaak in je mond krijgen - een ongemakkelijk gevoel krijgen - een zuur gezicht opzetten - een zuur gezicht trekken - geen hap meer door je keel krijgen - geen trek meer hebben in - gruwen - hard op je maag liggen - het apezuur krijgen - het huilen van je hart - het krimpen van je hart - het zuur krijgen - iemand niet kunnen horen of zien - iemand niet kunnen luchten of zien - iemand niet kunnen uitstaan - iemand niet kunnen verkroppen - iemand niet kunnen zetten - in je maag zitten met - in je ziel snijden - je buik vol hebben van - je hart (af)sluiten voor - je hart aftrekken van - je hart breken/doorscheuren/doorsnijden/doorvlijmen/doorwonden - je hart op slot draaien voor - je hart opvreten - je hart vasthouden voor - je leven zuur maken - je neus ophalen voor - je neus uitkomen - je niet op je gemak voelen - je ongemakkelijk voelen bij - je strot vol hebben van - je ziel aftrekken van - je ziel doorscheuren/doorsnijden/doorvlijmen/doorwonden - kijken met een zuur gezicht - kokhalzen/kokken/kotsen van - littekens op je ziel krijgen - maagzuur - misselijk - je naar de keel vliegen - niet door je keel/strot kunnen krijgen - niet kunnen velen - niet over je hart kunnen krijgen - niets voelen voor - om het hart slaan - omdraaien van je maag - onaangenaam - onaantrekkelijk - onbegeerlijk - onbehaaglijk - onderbuikgevoelens - onlust/onlustgevoelens - onrust in je hart voelen - onsmakelijk - onverteerbaar - op je hart/ziel trappen - op je maag liggen - over je nek gaan van - overgeven van - overlopen van de gal - pijn in je buik/hart/ziel krijgen van - rillen van/rillingen krijgen van - slechte smaak - smakeloos - tegenstaan - vies zijn van - walgen van - wansmaak - weerzin - wrang - ziek zijn van - zuur kijken - zuur opbreken - zuur worden - zwaar op je maag liggen Voorbeelden van gevoel(sherinneringen) in de vorm van een prettig gevoel zijn: - aangenaam - behaaglijk - de smaak te pakken krijgen - een lust voor de huid zijn/huidstrelend - een lust voor de mond zijn/mondstrelend - een lust voor de neus zijn/neusstrelend - een lust voor de tong zijn/tongstrelend - een lust voor het oog zijn/oogstrelend - een lust voor het oor zijn/oorstrelend - fiducie/geloof/vertrouwen - geil - genieten/genot - graagte - hartversterking - in de smaak vallen - je belangen behartigen - je hart en ziel leggen in - je hart geven aan - je hart goed doen - je hart in vuur en vlam zetten - je hart laten lachen - je hart openen voor - je hart openzeten voor - je hart schenken aan - je hart toevertrouwen aan - je hart verliezen aan - je hart verpanden aan - je hart verwarmen - je op je gemak voelen - kriebels in je buik krijgen - lekkerbekken - liefde in je hart voelen voor - lust/lustgevoelens/lustgevend - moed - nauw aan je hart liggen - schoon - smaken/smaak/smakelijk - smullen van/smulpapen - trek krijgen - verliefd - verrukken/verrukking - vervoeren/vervoering - verwarmen/verwarming - voldaan - warmte in je hart voelen voor - zin krijgen in ____________________ END wat vinden we? ____________________ __________________ BEGIN wat doen we? __________________ - Menselijke interacties, bijvoorbeeld op het gebied van - godsdienst/religie/mystiek en spel - moraal en recht - zorg, onderwijs en economie bestaan voor een belangrijk deel uit (communicatie over) het zoeken_naar/jagen_op comfort/gemak van informatie, goederen en diensten door nemen/pakken/plunderen, geven/steunen/helpen en (in/uit/ver)ruilen/(in/uit/ver)wisselen van globaal gelijkwaardige, maar (zeer) verschillende directe of indirecte/beloofde/latere/verwachte/uitgestelde wel - of niet veilig/zeker gestelde (ruil)middelen. ------------------------------------------------------------------ Middel met als doel ------------------------------------------------------------------ middel met als doel ------------------------------------------------------------------ aanzoeken = proberen te verleiden beschermen = proberen te behouden/beveiligen controleren = proberen te valideren (goed- of afkeuren) denken = proberen te begrijpen/doorgronden flirten = proberen te verleiden functioneren = proberen te (laten) lukken jagen = proberen te vangen jagen naar/op = proberen te krijgen keuren = proberen te kiezen koketteren = proberen te verleiden oproepen = proberen te contacteren opzoeken = proberen te ontmoeten peuren = proberen te krijgen polsen = proberen te achterhalen streven/willen = proberen te bereiken strijden = proberen te winnen sturen = proberen te richten uitpuzzelen = proberen te begrijpen/doorgronden uitzoeken = proberen te begrijpen/doorgronden veroorzaken = proberen te (laten) veranderen (bewegen/verplaatsen) vissen = proberen te vangen vragen = proberen te (laten) antwoorden/weten zoeken = proberen te vinden ------------------------------------------------------------------ __________________ END wat doen we? __________________ ________________________________________________ BEGIN welke reacties mogen/kunnen we verwachten? ________________________________________________ De reacties die we mogen/kunnen verwachten van onze omgeving verlopen via dezelfde tijd-stappen/stadia/fasen als hierboven beschreven, maar dan vanuit het oogpunt/standpunt van onze omgeving, een soort boomerang/spiegelbeeld. Een schematische situatieschets/situatiebeschrijving van een systeem binnen een systeemomgeving, in de vorm van tijdstappen/stadia/fasen, bijvoorbeeld een persoon/groep binnen een leefomgeving, tref je in "oneindig" veel vormen aan analoog aan de T-indeling van het MRTE-indelingsmodel: 1. input in de vorm van waarnemingen via onze zintuigen en geheugen/herinneringen 2a. modelvorming van de waargenomen werkelijkheid: moralen/waarden/normen en "inzichten en waarheden" 2b. modelvorming van onze (on)mogelijkheden voor actie: richtlijnen, visies en verwachtingen 3. output in de vorm van wat we doen 4. = 1-3 spiegelbeeld = 1-3 van de systeemomgeving, veelal in de vorm van een evaluatie = nieuwe 1-3 van het systeem, omdat we de werkelijkheid alleen kunnen ervaren en raken via feedback/terugkoppeling, via onze geest en lichaam. ________________________________________________ END welke reacties mogen/kunnen we verwachten? ________________________________________________ _______________________________________________________________________________________________ BEGIN Aspecten aan de mechanismen waarmee we motiveren, (be)oordelen, beslissen en acteren/doen. _______________________________________________________________________________________________ a. Aspecten. Alle aspecten van het MRTE-indelingsmodel zijn van toepassing, zoals bijvoorbeeld: - (on)veranderlijkheid - intensiteit/grootte (kwantiteit en kwaliteit) - betrouwbaarheid/borging/consistentie_in_de_tijd/duurzaamheid/veiligheid/volharding/zekerheid - gerichtheid/doel/kanalisering Voorbeeld: gevoelens, meningen en gedragingen kunnen nagenoeg onveranderlijk worden: bevriezen, fixeren, vastroesten, verstarren. Voorbeeld: je_doodstaren_op/blinde_vlekken_hebben_voor/je_laten_verblinden_door/ blikvernauwing/kokerblik/kokervisie/tunnelblik/tunneleffect/tunnelvisie beperken en/of vervormen ons beeld van - en inzicht in de werkelijkheid: permanent, tijdelijk, menselijk, dierlijk, persoonsgebonden, natuurlijk, cultureel, zintuiglijk, lichamelijk, geestelijk en technisch. b. Doelen en middelen. - Uit overlevingsdoeleinden zijn we als wezens veelal in hoge mate op onszelf gericht/gefocust/geprogrammeerd. We denken en redeneren vaak vanuit onze belangen en geloof, we laten ons niet echt leiden door rationele argumenten, anders dan selectief te kiezen uit rationele argumenten om onze belangen en geloof te verdedigen en te behartigen. Omgekeerd geldt die focus op het zelf uiteraard ook voor onze leefomgeving en zullen we onze begeerten, behoeften, ontberingen, belangen, idealen, moraal, overtuigingskracht, streven en acties af moeten stemmen op onze leefomgeving teneinde de aandacht van - en communicatie met onze leefomgeving te verwerven en/of te behouden. - Er is een interactie tussen verschillende behoeftensoorten: - m.b.t. zelf (inwendige dwang/nood/prikkels/sturing): - een gezonde geest en een gezond lichaam - eten/drinken, ontlasting, slaap, kleding, huisvesting/onderdak, seks, zorg, verpleging - eigenwaarde/macht/prestatie/succes - gevoelens van billijkheid/eerlijkheid/gelijkheid/rechtvaardigheid - groei, zelfontplooiing, zelfactualisatie en ontspanning in bijvoorbeeld nieuw(e): - amusement - avontuur - club/vereniging - cultuur - ervaringen - hobby - informatie - leren - nieuws - onderwijs - recreatie - reizen - spanning - spel - sport - vermaak - m.b.t. anderen/relaties/sociaal_contact/sociaal_netwerk/verwanten (uitwendige dwang/nood/prikkels/sturing), feedback geven en - krijgen binnen buurt/gezin/familie/buurt/stad/land/school/bedrijf/werk: - achting <-> verachting - afremming <-> aansporing/stimulans - beloning <-> straf - bijdragen/steun/verpleging/zorg <-> intrekking/onthouding - erkenning/waardering <-> kritiek - gezelligheid/thuisgevoel <-> ongezelligheid/eenzaamheid/verlatenheid - goedkeuring <-> afkeuring - respect <-> disrespect - sociale_status <-> asociale_status - vriendschap/liefde <-> vijandschap - Er is een interactie met de aan- of afwezigheid van hulpmiddelen, bijvoorbeeld: - autonomie/beslisruimte - gebruiksmiddelen - informatie/kennis - leermogelijkheden c. Werkelijkheid en informatie. - Door wederzijdse versterking/afzwakking tussen werkelijkheid en informatie, soms onder invloed van zelfvervullende voorspelling/verwachting (selffulfilling prophecy), ontstaan gevoelens/verwachtingen van: - (on)betrouwbaarheid - (on)duidelijkheid - (on)duurzaamheid - (on)veiligheid - (on)zekerheid - wel/geen borging/consistentie in de tijd en daarmee betreden we wel/geen uitgesleten vertrouwde paden en worden zo wel/geen gewoontedieren en wel/niet verslaafd aan gewoonten, soms nuttig/gezond, soms schadelijk/ongezond. - Verwachtingen kunnen gebaseerd zijn op waarheden/feitelijkheden en/of onwaarheden/onfeitelijkheden. Opzettelijk aangebrachte/bedoelde onwaarheden/onfeitelijkheden vind je bijvoorbeeld terug in: experimenten, oefeningen, spel en amusement/vermaak. We ondervinden informatievervalsing, mede onder invloed van (on)opzettelijk bedrog, interne en/of extern, tijdsbegrenzingen, onvolledige informatie, te sterke gerichtheid op wat we willen vermijden of aantrekken. - Signalen in opeenvolgende stadia dienen voldoende krachtig te zijn om in vertaalde vorm te worden doorgetransporteerd naar een volgend stadium. - Signalen kunnen worden gefilterd/gericht/gefocust op bijvoorbeeld: - positieve/optimistische aandacht: wel hebben/mogen/kunnen, gericht op het heden: nu genieten - negatieve/pessimistische aandacht: niet hebben/mogen/kunnen, gericht op de toekomst: nu zorgen - Ondanks onze soms ongekende vrijheid en mogelijkheden, lijken we toch min of meer vrijwillig gebukt te gaan onder andere vormen van dwang, de dwang die wij onszelf opleggen door hoorbaar/leesbaar/zichtbaar en/of uiterlijk aantrekkelijk te zijn voor anderen en/of gelijkgestemd te zijn met anderen (overtuigingen, (sub)culturen), in direct contact of via (moderne) media, wellicht veroorzaakt door onze wil tot samenzijn, samenwerken en wederzijdse waardering. Ons verlangen om opgemerkt te worden als aantrekkelijk, maakt deel uit van het geheel van al onze behoeften en verlangens, die ons voortdurend beïnvloeden en aansturen, een voortdurende wisselwerking en beïnvloeding tussen ons lichaam en onze omgeving. Vrijheid is altijd vrijheid van iets, bv. vrijheid van bepaalde dwang of regels. Niets is echt vrij, alles staat in relatie tot elkaar, ook qua invloed. Wanneer we het idee hebben dat we vrij zijn in ons denken, beslissen en doen, dan zijn er altijd voor ons wel - en niet bekende invloeden geweest die een rol hebben gespeeld in ons denken, beslissen en doen, in die zin kun je nooit spreken van echte - of volledige vrijheid, eerder van onwetendheid. END Aspecten aan de mechanismen waarmee we motiveren, (be)oordelen, beslissen en acteren/doen. _______________________________________________________________________________________________ Indien we onszelf, onze leefomgeving en de "God" en de "Duivel" in onszelf en in de anderen beter willen leren kennen, dan zouden we eerst op zoek kunnen gaan naar de basale/elementaire/fundamentele begrippen die voor mens en dier vanzelfsprekend lijken om te kunnen waarnemen, denken en bewegen in onze leefwerelden. Het lijkt aannemelijk dat we als levende wezens, net als andere dieren, de wereld deels op eenzelfde manier ervaren en dat er wellicht een aantal basisbegrippen zijn die we met andere levende wezens delen en die basisbegrippen zouden misschien ook op een bepaalde manier met elkaar in verband kunnen staan. Een voorbeeld van een ordening van basisbegrippen is het MRTE-indelingsmodel, welk model staat voor 4 typen indelingen waarvan de namen zijn: "materie" "ruimte" "tijd" en "energie", welke je kunt laten corresponderen met de vragen: "wat/wie" "waar" "wanneer" en "waarom/hoe". Het MRTE-indelingsmodel is slechts een amateuristisch experimenteel voorbeeld, je zou veel andere voorbeelden van basale begripsindelingen kunnen bedenken. Het MRTE-indelingsmodel gaat uit van het basisbegrip "plaats" en daarvan afgeleid de begrippen "wel/geen verplaatsing" en "wel/niet binnen een plaats". BEGIN voorbeeld gebruik van de website De websites waarop het amateuristische model nader staat uitgewerkt met 220.000 unieke woorden en 60.000 uitdrukkingen en korte zinnen zijn: https://www.mrte.net https://www.wawawawa.net Afgeleide websites zijn: https://www.zoektermen.info https://www.seesite.nl https://www.wawawawa.nl De verschillende websitenamen voor (deels) dezelfde website-inhoud is ingegeven door het zoeken naar de best passende/bruikbare websitenaam en website-inhoud, maar wellicht niet echt handig en contraproductief. Het indelingsmodel op de website bestaat uit 2 min of meer gangbare indelingsprincipes van 4 basiskenmerken x 4 basisgrootten. Je zou tussen deze min of meer gangbare indelingsprincipes een verwevenheid kunnen "bespeuren/zien" op basis van het begrip "plaats" en de daarvan af te leiden begrippen: - "binnen/inwendig" en "buiten/uitwendig" - "beweeglijk/los/veranderlijk" en "onbeweeglijk/vast/onveranderlijk" _________________________________________________________________ Website-extensie kernlijsten _________________________________________________________________ .biz of .work lijst_E_{economie} .org lijst_E_{m}{hulp}{typen} .net lijst_R_{D}{typen}{infrastructuur}{grootschalig} _________________________________________________________________ Doordat veel woorden met een gemeenschappelijke betekenis bij elkaar staan in lijsten, kun je doelmatig en snel zoeken, bijvoorbeeld met Google (websites, afbeeldingen, video's, nieuws, kaarten, boeken) of in het Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW). Bij het zoeken met Google kun je eventueel extra zoektermen toevoegen aan het zoekscherm. De website oogt wellicht krakkemikkig en de inhoud is verre van foutloos, maar de website gaat vooral om een idee hoe je "een indelingsmodel voor begrippen" vorm zou kunnen geven en bruikbaar kunt laten zijn. Op https://www.mrte.info staan woordenlijsten waarmee je betrekkelijk simpel kunt googelen, simpel omdat: - je een zoekterm slechts hoeft aan te klikken en - bijeenhorende zoektermen bij elkaar in 1 lijst staan. Voorbeeld stappen 1 1. toets in het google-venster de zoekterm indelingsmodel 2. klik op MRTE-indelingsmodel 25-sep-2015 of op https://www.wawawawa.net 3. klik op één van de knoppen: MRTE-rubrieken met woordenlijsten. 4. klik op F3 5. schrijf in het zoekvenster: zeepaardje 6. druk op Next 7. sluit het zoekvenster 8. vanuit de lijst waarin zeepaardje staat, kun je nu alle zoektermen aanklikken om te googelen Voorbeeld stappen 2 1. toets in het google-venster de zoekterm indelingsmodel 2. klik op MRTE-indelingsmodel 25-sep-2015 of op https://www.wawawawa.net 3. klik op één van de knoppen: MRTE-rubrieken met woordenlijsten. 4. klik op F3 5. schrijf in het zoekvenster: levensvragen 6. druk op Next 7. dan kom je op de titel: lijst_T_{2}{info}{geloven}{typen}{mystiek}{levensvragen}{tw} 8. sluit het zoekvenster 9. klik op de titel 10. vanuit de lijst met levensvragen kun je elke levensvraag aanklikken om te googelen Sommige stappen verlopen (nog) betrekkelijk traag, de website betreft een eerste amateuristische experimentele verkenning van de (on)mogelijkheden voor een doelmatige manier van zoeken op het web. END voorbeeld gebruik van de website Om als organisme te kunnen blijven (over)leven zijn we behept (uitgerust/toegerust) met onderscheidingsvermogens waarop onze actievermogens wel of niet kunnen reageren. Bij het maken van onderscheid maken we gebruik van ons eigen "model van de werkelijkheid", waaraan we bijvoorbeeld toetsen of iets wel of niet bij ons hoort en of iets wel of niet verandert. Vandaar wellicht onze sterke menselijke behoefte aan ons eigen "model van de werkelijkheid", die we als mens ontlenen aan wetenschappelijke -, religieuze -, levensbeschouwelijke -, ondervindelijke - en andersoortige leerstelsels en waarmee we onze inwendige - en uitwendige wereld kunnen hanteren. Het concept wie jezelf bent, is voor iedereen verschillend, Jan denkt: "ik ben Jan." en Marie denkt: "ik ben Marie." Modellen van de werkelijkheid zijn onder meer de modellen in onze hersenen van beeld, geluid, reuk, smaak en gevoel. Voor een belangrijk deel beschouwen we de werkelijkheid als samenhangende objecten met inwendige- en uitwendige relaties/verwevenheden. Een kenmerk is een enkelvoudige - of meervoudige -, simpele - of complexe -, heldere - of diffusie relatie. Een voor de hand liggende vraag is of we als levende organismen wellicht overeenkomstige basisbegrippen hanteren, uiteraard vaak niet bewust, en hoe we in aanleg en van nature een voorstelling hebben van de basiskenmerken materie, ruimte, tijd en energie op basis van basisbegrippen, zonder kennis en gebruik van leerstelsels. Hoe denken we? De insteek van een zoektocht naar een algemeen logisch symmetrisch indelingsmodel voor begrippen is ingegeven door de vraag hoe wij als dierlijke wezens, net als andere dieren, onszelf op overeenkomstige wijze een model zouden kunnen vormen van de werkelijkheid, we kunnen daarbij onze dierlijke afkomst niet loochenen en op zoek moeten gaan naar zowel ons beschaafde - als onbeschaafde zelf en onszelf vragen stellen in de trant van: - hoe begrijpen we en hoe onderscheiden we basale kenmerken en basale kenmerkwaarden? - hoe denken dieren? - hoe denken mensen? - hoe denken we? - hoe vertalen we (on)bewuste basale verschijnselen naar basale begrippen? - hoe zou ons denken biologisch/natuurlijk gevormd kunnen zijn? - hoe zouden we als mens en dier "geprogrammeerd" kunnen zijn? - volgens welke stramienen laat de natuur het leven waarnemen, denken en doen? - wat zijn de gangbare denkpatronen en hoe zouden die onderling verweven kunnen zijn? - wat zijn de meest elementaire basisbegrippen en hoe verhouden deze begrippen zich tot elkaar? - wat zou de technische - of wetenschappelijke benadering kunnen zijn van onze (on)beschaafdheid? - wat zouden de overeenkomstige basale denkmodellen/denkpatronen kunnen zijn van mens en dier? - welke basale begrippen zouden kunnen dienen als bouwstenen voor meer complexe begrippen? - welke bijeenhorende begrippen kunnen ingedeeld worden met behulp van gradaties/niveaus van basale begrippen? Mensen en dieren denken, spelen, oefenen, proberen, testen en leren deels: - instinctief - aangeleerd - "spontaan", experimenteel Onze leefomgevingen wisselen voortdurend en wij en andere diersoorten blijven bijleren t.a.v. bijvoorbeeld: - groepsgedrag - onderhandelen ruilen ; lonken, je - of iets aantrekkelijk/begeerlijk maken - leidinggevend/sturend of gehoorzaam/ondergaand - afwerend/vijandig/asociaal/ruw of verzorgend/sociaal/beleefd - eten (en drugs) - wat wel en niet - vindplaatsen - bewaarplaatsen - natuurbehoud, gewascultuur - jagen, ontsnappen, gevaar vermijden - verblijfplaatsen schuilplaatsen Hoe begrijpen we? Om basale zaken en gebeurtenissen te begrijpen hebben we niet noodzakelijk leerstelsels nodig, als kind hebben we ook nog geen kennis van leerstelsels en ook dieren hebben ook geen weet van leerstelsels. Hoe kunnen we dan toch begrip ontwikkelen voor allerlei dingen en gebeurtenissen? Begrijpen lijkt voor een belangrijk deel te bestaan uit: besef van de relaties tussen fenomenen. Een belangrijk vraag zou kunnen zijn: welke soorten relaties zijn er en waarmee wordt vergeleken? Wat zou de basisuitrusting kunnen zijn van wezens om fenomenen op een snelle, nauwkeurige, efficiënte en oneindige wijze te kunnen blijven vergelijken? Wat is de basisuitrusting die elk wezen in zich draagt om relaties te herkennen? Binnen het MRTE-indelingsmodel is de aanname dat het meest wezenlijke besef, het besef is van "plaats" en daarvan afgeleid het besef van: - binnen of buiten - wel - of niet verandering, lees: wel - of niet binnengerichte - of buitengerichte verplaatsing, binnengerichte verplaatsing betekent: gedaanteverandering. In het MRTE-indelingsmodel wordt een amateuristisch experimenteel indelingsmodel uitgewerkt uitgaande van het basisbegrip "plaats", waarbij alle begrippen een plaats krijgen in een van het model afgeleid begrippenstelsel. Een algemeen geldend indelingsmodel voor begrippen kan bijvoorbeeld toegepast worden als: - Geheugensteun (mnemotechnische steun) bij het onderzoeken -, nadenken over - en/of uitschrijven van een te beschouwen onderwerp. De kenmerkenwaarden van een onderwerp zouden aan de hand van de (afgeleide) relaties/kenmerken van het indelingsmodel kunnen worden beschreven, als tekst of in tabelvorm. - Indeling van hoofdstukken en/of paragrafen. - (Model voor een) (online) dynamisch systematisch woordenboek, waarbij je tevens elk woord, uitdrukking of korte zin kunt googlen door aanklikken. De rubrieken in een systematisch woordenboek bevatten over het algemeen veel meer woorden dan enkel synoniemen. Je kunt rondom een gekozen woord dus veel trefwoorden vinden en googlen. Je zou het zoeken naar afbeeldingen kunnen gebruiken om de Nederlandse taal beter te leren en/of de aangeklikte zoekterm beter te begrijpen. Andere aanduidingen voor een systematisch woordenboek zijn: - onomasiologisch woordenboek - thesaurus - betekeniswoordenboek Een betekeniswoordenboek kan echter zowel een systematisch woordenboek als een verklarend woordenboek zijn, het woord "betekeniswoordenboek" heeft dus geen eenduidige betekenis. - Menu/toegangspoort naar websites en webapplicaties: een ontsluitingssyteem voor informatie. - Hulp bij studie, leren en begrijpen van allerlei talen, zoals spreek-, schrijf- of gebarentalen, dierentalen, alsook nieuw te ontdekken talen. - Communicatiemodel voor verschillende communicatievormen, bijvoorbeeld ook bruikbaar bij het programmeren van robots, het samenstellen van bevragingsonderzoeken en vragenlijsten, communicatie tussen - en met instellingen, bedrijven, burgers. - Hulpmiddel bij het doelmatig afwegen, plannen en afstemmen van behoeften en wensen op activiteiten, diensten en producten. - Indelingsmodel waar consensus over is en niet eerst over hoeft te worden gesteggeld, gemeenschappelijke denkbeelden aangaande het maken van indelingen, kunnen de communicatie met elkaar vereenvoudigen. - Kader voor het begrip informatie. - Kader voor basale drijfveren. - Kader voor morele drijfveren. - Kader voor het begrip God. Mogelijke uitbreiding van de toepassingen: - Je zou het woorden-bestand wellicht deels ook kunnen koppelen aan ruimtelijke gegevens. - Je zou per woord de betekenis kunnen vermelden op een gestandaardiseerde wijze, bijvoorbeeld conform het MRTE-indelingsmodel, zodat computerprogramma's de relaties tussen de begrippen op verschillende manieren kunnen tonen, bijvoorbeeld als: - (reeksen van) omvatting en onderdeel - (reeksen van) afkomst en bereik - (reeksen van) oorzaak en gevolg - Je zou aan de hand van woordtellingen het aantal bijbehorende rubrieken kunnen tellen van een tekst. Binnen het MRTE-indelingsmodel kun je vanuit de geordende lijsten van bijeenpassende woorden, snel en doelgericht: - communiceren met jezelf door: bedenken, nadenken, brainstormen. - communiceren met anderen door: - (onder)zoeken door googelen/googlen via aanklikbare woorden. - schrijven met gebruikmaking van de meest geschikte woorden. De rubrieken en woordenlijsten zijn uiteraard ook bruikbaar zonder de aanname van de samenhang tussen de verschillende indelingsprincipes. WAARSCHUWING: het MRTE-indelingsmodel betreft een momentopname van persoonlijke experimentele amateuristische ruwe schetsen voor indicatieve denkrichtingen met betrekking tot het maken van begripsindelingen in een poging te komen tot logische verbanden en betreft zeker geen vaststaande gedachten en betreft zeker geen poging tot het maken van fysische indelingen. Het MRTE_indelingsmodel is bedacht vanuit de wens om ordening aan te brengen tussen basale begrippen, de modelbeschrijving dient gelezen te worden als zeer hypothetisch: "zou het zo kunnen zijn?" Het MRTE_indelingsmodel betreft amateuristische en basale verkenningen van gedachten t.b.v. ideevorming en dat geldt voor alle (veel te ver) gezochte verklaringen binnen het MRTE-indelingsmodel. Het MRTE-indelingsmodel met woordenlijsten is een model in blijvende ontwikkeling. Het MRTE-indelingsmodel betreft een persoonlijke amateuristische verkenning van begripsindelingen op basis van het basisbegrip "plaats". Het MRTE-indelingsmodel is slechts bedoeld als een voorbeeld van een bescheiden amateuristische en basale poging tot begripsindeling, bedoeld als bespreekbare indicatieve denkrichtingen, welke denkrichtingen vanzelfsprekend dus geenszins vast liggen, een probeersel dus. Het MRTE-indelingsmodel raakt aan het idee van de mogelijkheid dat wij als dierlijke wezens op een overeenkomstige wijze denken, als elk ander dier, de mogelijk daarbij horende juiste begrippen-indeling, wat die begrippen-indeling ook mag zijn, zou weleens gebaseerd kunnen zijn op meest eenvoudig en meest basaal te onderscheiden begrippen. Het MRTE-indelingsmodel is een conceptueel model van de werkelijkheid zoals we die als (dierlijke) wezens in zijn algemeenheid (on)bewust universeel zouden kunnen bezigen, het MRTE-indelingsmodel is gebaseerd op gangbare analyse-concepten, zoals: de boomstructuur, de empirische cyclus, werkmodellen, stappenplannen, kwaliteitscirkels, stroomschema's en communicatiemodellen. Het MRTE-indelingsmodel kan ook gezien worden als een communicatiemodel dat 4 basiskenmerken met hun 4 basisgrootten, voorstellende de 16 meest basale aspecten van communicatie, poogt samen te brengen in een simpel, logisch en symmetrisch samenhangend denkkader/denkraam/denkmodel. Het MRTE-indelingsmodel is een amateuristisch prototype voor doelmatig en snel digitaal zoeken. Het MRTE-indelingsmodel betreft sterk schematische indelingen, de werkelijkheid is natuurlijk oneinding veel complexer, de werkelijkheid kan ook eenvoudig voorstelbaar worden geschematiseerd als oneindig veel indelingen in (on)gelijktijdige samenhang met elkaar. Het MRTE-indelingsmodel zou een voorbeeld kunnen zijn van een biologisch indelingsmodel = natuurlijk indelingsmodel = indelingsmodel volgens gangbare indelingsbeginselen, zoals mens en dier de wereld met overeenkomstige begrippen of basiskenmerken zouden kunnen "begrijpen". Het MRTE-indelingsmodel bestaat uit 4x4 gangbare indelingsprincipes conform: - 4 basiskenmerken: materie (wat/wie), ruimte (waar), tijd (wanneer) en energie (waarom/hoe). - 4 basisgrootten: gelijk, ongelijk, groot/groter, klein/kleiner Voor (het gebruik van) het MRTE-indelingsmodel is onderstaande hypothese geen voorwaarde: - De 4 basiskenmerken kunnen worden gedacht als overeenkomend met de 4 configuraties van de begrippen: "los/beweeglijk/veranderlijk" en "vast/onbeweeglijk/onveranderlijk" - De 4 basisgrootten kunnen worden gedacht als overeenkomend met de 4 configuraties van de begrippen - "binnen/inwending" en "buiten/uitwendig" Het MRTE-indelingsmodel is gebaseerd op het begrip "plaats", waarbij het begrip "plaats" is uitgewerkt tot de begrippen: - wel of niet plaatsverandering van een object (veranderlijk of onveranderlijk) - wel of niet binnen een object (binnen of buiten) Het MRTE-indelingsmodel bestaat uit een 4-tal gangbare indelingsprincipes, elk bestaande uit 4 componenten, hypothetisch verbonden gedacht door de van het begrip "plaats" afgeleide begrippen: - "los" en "vast" ~ "beweeglijk" en "onbeweeglijk" ~ "veranderlijk" en "onveranderlijk" - "inwendig" en "uitwendig" ~ "binnen" en "buiten" Het MRTE-indelingsmodel beoogt een experimenteel integraal/overall indelingsmodel te schetsen van gangbare basale indelingsconcepten en gaat uit van het begrip plaats, nader uitgewerkt tot: - 4 basiskenmerken (de 4 configuraties van wel - en geen verandering) met de rubrieknamen (vragen): - materie (wat/wie) - ruimte (waar) - tijd (wanneer) - energie (waarom/hoe) - 4 basisgrootten (de 4 configuraties van binnen en buiten) - groot of omvatting - gelijk of gelijkheid - klein of deel - ongelijk of ongelijkheid Het MRTE-indelingsmodel betreft een poging om samenhang/verwevenheid aan te brengen tussen een 4-tal veel voorkomende basisindelingen oftewel analyse-concepten oftewel denkpatronen met de rubrieknamen materie (M), ruimte (R), tijd (T) en energie (E) tot 1 raamwerk, waarbij de verbindende begrippen de 4 configuraties zijn van de begrippen: - kenmerk: niet - of wel verandering, in de vorm van: NN NW WN WW. - grootte: buiten of binnen, in de vorm van: bubi bibi bibu bubu - kenmerk: W N ~ Wel/Niet andere plaats bij gelijke plaats waarnemer - grootte: bi bu ~ binnen/buiten een plaats bij verschillende plaats waarnemer Het MTRE-indelingsmodel is een semantische indeling (indeling naar betekenis) volgens het begrip "plaats". - De kenmerken kunnen worden beschouwd als de 4 configuraties van de begrippen - "wel_verandering" (W) - "geen_verandering" (N) - De kenmerkgrootten kunnen worden beschouwd als de 4 configuraties van de begrippen - "binnen" (bi) - "buiten" (bu) Het MRTE-indelingsmodel is een 4x4 indeling van basisbegrippen op basis van het onderscheid: - kenmerk: wel of niet (plaats)verandering van een object - grootte: wel of niet binnen een object (wel of niet (iets) zelf) Soms ook te duiden als: - kenmerk: wel of niet ver-ander-ing - grootte: wel of niet een ander of - kenmerk: verandering van plaats - grootte: verschil van plaats De 4x4 indeling betreft: 4 kenmerken of grootheden met de namen: materie ruimte tijd energie x 4 grootten = 16 (relatieve) kenmerkgrootten. De 4 kenmerken worden ingedeeld volgens de 4 configuraties/relaties van: - N = niet verandering (plaatsverandering of mutatie) - W = wel verandering (plaatsverandering of mutatie) De 4 grootten worden ingedeeld volgens de 4 configuraties/relaties van: - bi = binnen - bu = buiten De 4 grootheden of kenmerken zijn: M = materie = gedaante = niet-niet verandering = NN R = ruimte = plaats = niet-wel verandering = NW T = tijd = plaatsverandering = verplaatsing = wel-niet verandering = WN E = energie = gedaanteverandering = mutatie = wel-wel verandering = WW of M = structuur R = plaats T = plaatsverandering E = structuurverandering - M en E hebben betrekking op een inwendige ruimte. Structuur kun je zien als de inwendige/bijeenhorende onderlinge plaatsen. - R en T hebben betrekking op een uitwendige ruimte. Elk grootheid/kenmerk/categorie M R T E wordt onderverdeeld volgens de grootte-indeling: - groot of omvatting = buiten-binnen (bu-bi) = buiten ten opzichte van binnen - gelijk of gelijkheid = binnen-binnen (bi-bi) = binnen ten opzichte van binnen - klein of deel = binnen-buiten (bi-bu) = binnen ten opzichte van buiten - ongelijk of ongelijkheid = buiten-buiten (bu-bu) = buiten ten opzichte van buiten De indeling naar verschillende objecttypen betreft een specifieke relatie bezien vanuit het betreffende object ten opzichte van een ander object (W/N en bi/bu). We onderscheiden bij de kenmerken MRTE: - M: NN - R: NW - T: WN - E: WW We onderscheiden bij de kenmerkwaarden groot(er), gelijk, klein(er), ongelijk: - groot(er): bubi - gelijk: bibi - klein(er): bibu - ongelijk: bubu Bij de relaties tussen N/W en bi/bu kun je onderscheiden: - het beschouwde object = het onderwerp-object - het andere object, bijvoorbeeld, maar niet noodzakelijk, een toeschouwer/waarnemer Bij de relaties tussen N/W en bi/bu geldt het eerste object als het beschouwde object en geldt het tweede object als het andere object. Bij M betreft het andere object: een N-object. Bij R betreft het andere object: een W-object, namelijk een verplaatsing: de pijl in de tekening bij R. Bij T betreft het andere object: een N-object, namelijk een object waarbuiten, waarbinnen, waarin en waaruit de verplaatsing plaatsvindt: de ovaal in de tekening bij T. Bij E betreft het andere object: een W-object, namelijk een object met een oorzaak en gevolg en met mee- en tegenwerking: de grote pijl in de tekening bij E. Het idee is: binnen het dierlijk denken ontstaan de N/W en bi/bu begrippen als gevolg van interacties tussen: - (deels) erfelijke aanleg en - (deels) (herhaaldelijke) ervaringen/ondervindingen - M: het beschouwde object beweegt/verplaatst Niet en de toeschouwer beweegt/verplaatst Niet -> NN - R: het beschouwde object beweegt/verplaatst Niet en de toeschouwer beweegt/verplaatst Wel -> NW - T: het beschouwde object beweegt/verplaatst Wel en de toeschouwer beweegt/verplaatst Niet -> WN - E: het beschouwde object beweegt/verplaatst Wel en de toeschouwer beweegt/verplaatst Wel -> WW - Mutaties zijn een gevolg van (zeer complexe) object-interne bewegingen/verplaatsingen. - Het lijkt waarschijnlijk dat aanvankelijk (als baby) alle ervaringen worden beleefd vanuit het perspectief van het zelf als toeschouwer en dat we pas later ook anderen als toeschouwer kunnen zien of gewoon als het andere object. De kenmerk-indeling i.d.v.v. N W is een plaats-veranderings-indeling van 2 objecten en betreft N en/of W van de 2 objecten t.o.v. het andere object: - M: NN waarbij 1e N ~ gedaante - R: NW waarbij N ~ plaats - T: WN waarbij W ~ plaats-verandering - E: WW waarbij 1e W ~ gedaante-verandering De kenmerkwaarden-indeling i.d.v.v. bi bu is een plaats-indeling van 2 objecten en betreft bi en/of bu van de 2 objecten t.o.v. het andere object: - bibu waarbij bi ~ klein (en bu groot) - bibi waarbij 1e bi ~ gelijk (en 2e bi gelijk) - bubi waarbij bu ~ groot (en bi klein) - bubu waarbij 1e bu ~ ongelijk (en 2e bu ongelijk) De indeling is richtinggevend, nooit absoluut, het gaat om het leggen van een nadruk op een bepaald aspect van een object, het uitlichten van een kenmerk of relatie, enigszins vergelijkbaar met meningen, bij elke mening ligt de nadruk verschillend, maar een nadruk is niet allesbepalend, maar slechts indicatief, richtinggevend of sturend. De 4 basiskenmerken binnen het model zijn: materie, ruimte, tijd en energie. Materie en ruimte worden beschouwd als kenmerken die niet een verandering inhouden. Tijd en energie worden beschouwd als kenmerken die wel een verandering inhouden. De 4 basisgrootten binnen het model zijn: gelijk ongelijk groot/omvattendheid en klein/deel. MRTE staat voor de namen van de 4 basisindelingen/basisrubrieken van het MRTE-indelingsmodel, welke namen overeenkomen met de namen van de 4 fysische basisgrootheden: materie, ruimte, tijd en energie. De aanduidingen materie, ruimte, tijd en energie in het MRTE-model hebben betrekking op de basisindeling van begrippen in het MRTE-model, waarbij de nadruk ligt op de kenmerken: materie, ruimte, tijd en energie. BEGIN verschillende aanvullende opmerkingen - In beginsel kan elk object, bv. een ding, fenomeen, verschijnsel, gebeurtenis, ingedeeld worden conform/vanuit_het_perspectief de indelingstypen van M, R, T en E. - Verondersteld wordt dat elke verandering, dus ook een mutatie=gedaanteverandering (E-indeling), uiteindelijk kan worden herleid naar plaatsveranderingen (T-indeling). Omgekeerd geldt dat elke plaatsverandering leidt tot een mutatie. - De T-indeling met de naam "Tijd" wordt voorgesteld als plaatsverandering, dat kan bijvoorbeeld zijn: de ronddraaing van de aarde of een afwisselende periode, bijvoorbeeld: dag, "van dag naar nacht", nacht en "van nacht naar dag". De T-indeling betreft de cyclische tijd en niet de lineaire tijd. Bij de T-indeling, als zijnde de rubriek "tijd", hoort natuurlijk ook de lineaire tijd, want enkel de indeling is conform de cyclische tijd. Het uitgangspunt van de T-indeling is een systeem (ding, plant, dier, mens) in het nu met een systeemomgeving. Indien je E betrekt bij T, dan zou je de input kunnen beschouwen als verleden en nu (bijvoorbeeld geheugen/herinneringen en waarnemingen), de output als gericht op de deels maakbare toekomst. - Werk(on)mogelijkheden zoals gaven, gevoelens, kunsten, vaardigheden, gebruiksvoorwerpen, apparaten, hulpmiddelen staan deels vermeld binnen: - alle lijsten - bijzondere lijsten, bijvoorbeeld met de aanduiding: {info} {gebruiksvoorwerpen} - De aanduiding {K} = {kenmerk} aan het eind van een lijstnaam betreft o.h.a. bijwoorden. - De M-indeling kan veelal dienen als sub van de R-indeling. - De R-indeling kan veelal dienen als sub van de T-indeling. - De T-indeling kan veelal dienen als sub van de E-indeling. - Teneinde thema's bij elkaar te plaatsen in de woordenlijsten, is soms gekozen om de M-indeling (voorlopig) onderdeel te laten zijn van de T-indeling of van de E-indeling, bij: lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{vvav} lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{drank} lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{mixgerechten} lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{groenten,_fruit_en_specerijen} lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{vlees_en_vis} lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{zetmeel} lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{zuivel} lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{snacks} lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{M}{zoetwaren} lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M} lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M}{vvav} lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M}{delen} lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M}{interieur} lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M}{wc} lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M}{dier} lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting}{M}{dier}{delen} lijst_T_{1}{omhullen}{kleding}{M} lijst_T_{1}{omhullen}{kleding}{M}{slordig} lijst_T_{1}{omhullen}{kleding}{M}{netjes} lijst_T_{1}{omhullen}{kleding}{M}{vvav} lijst_T_{1}{omhullen}{M}{verpakking_of_opslag}{typen} lijst_T_{1}{info}{beeld}{kijkmiddelen}{M} lijst_T_{3}{info}{beeld}{schrijven}{schrijfmiddelen}{M} lijst_T_{1}{info}{geluid}{hoormiddelen}{M} lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M} lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M}{vvav} lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M}{niets} lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M}{typen} lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M}{typen}{vvav} lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M}{t} lijst_E_{mt}{gebruiksvoorwerpen}{M}{schakelaars} lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{aantal} lijst_E_{m}{vergroten}{M}{aantal} lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{extrinsiek} lijst_E_{m}{vergroten}{M}{extrinsiek} lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{intrinsiek} lijst_E_{m}{vergroten}{M}{intrinsiek} lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{inklappen} lijst_E_{m}{vergroten}{M}{uitklappen} lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{breken} lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{breken}{vvav} lijst_E_{t}{verkleinen}{M}{malen} lijst_E_{t}{lelijk}{M} lijst_E_{m}{mooi}{M} lijst_E_{m}{mooi}{M}{vvav} lijst_E_{t}{houden_van}{drugs}{M} lijst_E_{t}{houden_van}{drugs}{drank}{M} lijst_E_{economie}{betaalmiddelen}{M}{typen} - Bij verschillende thema's lijkt niet echt sprake van voornamelijk een M- R- T- of E-indeling en is (vooralsnog) gekozen voor de E-indeling, omdat de E-indeling de M- R- T-indeling omvat. - Tijd is een hoeveelheid/aantal standaardveranderingen per gebeurtenis/verandering, dus een maat voor de hoeveelheid gebeurtenissen/veranderingen. Indien letterlijk alles in onze leefwereld sneller of trager zou plaatsvinden, dan zouden we dat als dierlijke/menselijke wezens niet merken. Veranderingen kun je onderscheiden als: - beweging = plaatsverandering (rubriek T ~ WN) - mutatie = gedaanteverandering (rubriek E ~ WW) Een mutatie is uiteindelijk een gevolg van plaatsverandering, vandaar de rubrieknaam T (tijd) voor verschijnselen die betrekking hebben op tijd en beweging/plaatsverandering. Strikt beschouwd lijkt de naam "Tijd" niet de beste benaming voor de rubriek T (WN), want het begrip tijd is een kwantitatieve aanduiding voor: - plaatsveranderingen = verplaatsingen en/of - gedaanteveranderingen = mutaties - De E-indeling lijkt analoog aan het "conditional statement" "if then" = "als dan", waarbij "als" past bij oorzaak en "dan" past bij gevolg. - De E-indeling lijkt gerelateerd aan de vragen waarom/hoe, waarbij: - "waarom" met name betrekking lijkt te hebben op {og} (oorzaak-gevolg) - "hoe" met name betrekking lijkt te hebben op {mt} (werkwijze) Tussen {og} en {mt} geldt een sterke verwevenheid en billijkt daarom om E te relateren aan enkel de vraag "waarom" of "hoe". - Analoog aan de 3 typen samenkomen bij T1 en uiteengaan bij T3, zijn de 3 typen flexibele banden in de lijst_R_{D}{band}: - koppelen en ontkoppelen, bv. leidsels - ingaan en uitgaan, bv. kabels om iets in- of uit te tillen, transportbanden - omhullen en onthullen, bv. kleefbanden, sierkettingen, voertuigbanden Bovenstaande 3 indelingen doen denken aan de grootte-indelingen (grootte-relaties): - := voor koppelen en ontkoppelen - :< voor ingaan en uitgaan - :> voor omhullen en onthullen - {D} = plaats van het verplaatste deel {C} (informatie) tijdens de verplaatsing van {A} naar {B}, bijvoorbeeld: - de route. - de informatiedrager, (opslag)medium, met verschillende levensduur, bv. gesproken woord, document, hout, steen, metaal, tape, disk. - {C} = het verplaatste deel. Je zou de informatiedrager ook onder {C} kunnen rekenen in plaats van onder {D}, in het spraakgebruik wordt de informatiedrager ook vaak als "informatie" aangeduid. - Binnen R worden ruimtelijk onderscheiden: - A (bron) - B (bereik) - C (het verplaatste deel) - D (route) NB De verplaatser ( = transporteur = hetgene dat verplaatst of degene die verplaatst) is geen duidelijk onderscheidbare ruimtelijke component, zoals A, B, C of D. De verplaatser kan ruimtelijk beschouwd worden als deel van A en/of B en/of C en/of D. De verplaatser als functie hoort thuis bij {o} (oorzaak) van de E-indeling. - Het beschermen/bewaken/borgen/onderhouden/veilig_stellen/verduurzamen, bijvoorbeeld in de vorm van: - beheer - beheersing - beheersingssysteem - beheerssysteem - informatiebeheer - informatiebeheersing - informatiebeheersingssysteem - informatiebeheerssysteem - informatiebeleid - informatiecontrole - informatiecyclus - informatiemanagement - informatiemanagementsysteem - informatiesysteem - kwaliteitsbeheer - kwaliteitsbeheersing - kwaliteitsbeheersingssysteem - kwaliteitsbeleid - kwaliteitscontrole - kwaliteitscyclus - kwaliteitsmanagement - kwaliteitsmanagementsysteem - kwaliteitssysteem - management - managementsysteem bestaat uit de 4 fasen/stadia van T = rubriek tijd: T1. waarnemen/monitoren/in_de_gaten_houden/in_het_oog_houden/in_het_vizier_houden T2a. controleren (t.a.v. T1 = waarnemen) T2b. valideren (t.a.v. T3 = doen/gebruiken) T3. doen/gebruiken w.o. corrigeren/herstellen/repareren T4. evalueren = nieuwe T2 t.a.v. T1-3 (feedback/terugkoppeling) van omgeving - Op een deel van T is E_in_T van toepassing, d.w.z.: - de volgende fase/stadium is het gevolg van de vorige fase/stadium - de vorige fase/stadium is de oorzaak van de volgende fase/stadium - Waar zou moraal op gebaseerd kunnen zijn? We zouden onze moraal en de daaruit afgeleide denkbeelden en regels kunnen verdedigen vanuit onze meest wezenlijke behoefte: de wil tot (over)leven, tot bestaan. Tegenover de wil tot (over)leven staat de wil om te sterven, het niet (meer) bestaan. Afgeleide vormen van "(over)leven" zouden kunnen zijn: - een gezonde geest en een gezond lichaam - bevrediging van basale behoeften - gevoelens van billijkheid/eerlijkheid/gelijkheid/rechtvaardigheid - nageslacht en/of (andermans gedachten aan) onze goede daden en nuttige voortbrengselen, waardering, respect, status - een gerust geweten - troost bij verdriet - uitzicht op een goede toekomst, geborgenheid, vriendschap - uitdagingen, spanning, ontspanning, vermaak - zelfontplooiing - bevredigen van nieuwsgierigheid en bevredigen van kennishonger Afgeleide vormen van "niet bestaan" zouden kunnen zijn: - een niet gezonde geest en/of een niet gezond lichaam - geen bevrediging van basale behoeften - gevoelens van jaloezie/onbillijkheid/oneerlijkheid/ongelijkheid/onrechtvaardigheid - het ontbreken van nageslacht en/of (andermans gedachten aan) onze wandaden en verguisde voortbrengselen, onderwaardering, disrespect - een onrustig geweten - geen troost bij verdriet - geen uitzicht op een goede toekomst, geen geborgenheid, geen vriendschap, eenzaamheid - saaiheid, opgaan in de massa, je gedragen als een kuddedier of massamens - deprivatie van zelfontplooiing - eenzijdige berichtgeving, eenzijdige kennisgeving Onze moraal geeft aan wat voor ons belangrijk/fundamenteel is, wat nagestreefd en verdedigd zou moeten worden, en lijkt gericht op onze wil tot (over)leven, tot zelfbehoud en behoud van onze meest dierbare - en/of verwante mensen en/of dieren en/of planten en/of leefomgevingen. Hoewel we in beginsel zouden willen streven naar eerlijkheid en rechtvaardigheid voor iedereen, houden we er in de praktijk uit egocentrisme en/of zelfbehoud toch vaak een dubbele moraal op na. Het hemd is nader dan de rok. Vaak stellen we onszelf eerst, dan onze meestverwanten, dan onze minder verwanten. Een nooit eindigend dilemma en afweging bij (willen) samenwerken. Onze drang tot zelfbehoud is sterk gerelateerd aan de woorden en woordconstructies: - drang_tot_zelfbehoud - drang_tot_zelfbescherming - drift_tot_zelfbehoud - instinct_tot_zelfbehoud - levensbehoefte - levensdrang - levensdrift - levensgeest - levensgevoel - levenskracht - levenslust - levensmoed - levensverlangen - levensvuur - levenswil - overlevingsdrang - overlevingsdrift - overlevingsinstinct - wil_tot_zelfbehoud De "God" en de "Duivel" in onszelf zijn aanduidingen voor ons (extreem) sociale - en asociale voelen, denken en doen. Om (vermeend) gevaar of onrecht te voorkomen, af te wenden of te bestrijden kunnen we (vermeend) noodzakelijk alle vormen van tegenwerken toepassen. We nemen als mens en/of dier, zowel als soort als persoonlijk, (heel) verschillend en subjectief waar, daarnaast nemen we meer waar dan waar we ons bewust van zijn, daarnaast waakt ons lichaam ook op een niet bewuste manier over onszelf. We kunnen ons gevoel en gedrag niet altijd rationeel verklaren. Vanwege onze onontkoombare subjectiviteit in waarnemen en geloven, kunnen gemeenschappelijke biologische denkbeelden goed van dienst zijn, ook bij het oplossen van conflicten. Dienstbaar bij het oplossen van conflicten zijn bijvoorbeeld onder meer: - vooraf: gebruik van gemeenschappelijke denkbeelden - tijdens: diplomatie - ten slotte: het respecteren van besluiten van door ons aangestelde onafhankelijke rechters, bemiddelaars en leiders. Het gegeven dat we als mensen ook kunnen geloven in Goddelijke openbaringen, die mede sturend zijn op onze moraal, alsook in leven(s) na de dood, sluit niet uit dat alles wat we waarnemen, denken, regelen en doen, en dus ook onze moraal, dienstbaar is aan onze wil tot (over)leven. Onze wil tot (over)leven is wat we als mens en dier met elkaar gemeen hebben, omtrent onze wil tot (over)leven kunnen we fantastische verhalen bedenken en aan elkaar doorgeven, maar we kunnen met verhalen niet verkopen dat we als individu of als groep meer rechten zouden hebben op (over)leven, die keuze blijft subjectief en in die gelijkheid zouden we elkaar kunnen vinden om elkaar een gelijkwaardig(er) deel op (over)leven te gunnen. Voor een vruchtbare communicatie lijkt het ook zinvol om te blijven zoeken naar gemeenschappelijke denkbeelden, denkbeelden waar bijna iedereen het over eens kan zijn, algemeen geldende indelingsmodelen zouden daar goed bij kunnen passen. NB 1. De tegenstelling "leven" en "dood" berust wellicht op een betekenisontwikkeling vanuit de basisbegrippen: veranderlijk/beweeglijk/los <-> onveranderlijk/onbeweeglijk/vast. NB 2. Het woord "religie" is wellicht afgeleid van de begrippen: "her/opnieuw/wederom" en "binden". NB 3. Het woord "moraal" lijkt verwant met bijvoorbeeld de begrippen: (gedrags)wijze, gebruik, gewoonte, manier, methode, middel, model, modus, motto. NB 4. De woorden wat/wie, waar, wanneer en waarom/hoe stammen van een gemeenschappelijke PIE-wortel (Proto-Indo-Europese wortel), namelijk de PIE-wortel: kwo- . De PIE-wortel kwo- is stam van o.a. betrekkelijke - en vragende voornaamwoorden, waar bv. ook de woorden qua (wat betreft, in de hoedanigheid van), quasi, quote en quotiënt van afstammen. NB 5. Zouden chimpansees, bonobo's en mensen, die 6 miljoen jaar geleden een gemeenschappelijke voorouder hebben, nog overeenkomstige betekenissen kennen bij de verschillende: - gebaren die zij maakten/maken - geluiden die zij voortbrachten/voortbrengen? Je kunt niet stellen dat meer veranderingen zonder meer gelijk staat aan meer (kwaliteit van) leven, wel zou je als mens en gemeenschap van mensen en dieren kunnen streven naar een optimale keuzevrijheid in waarnemen, denken en doen voor iedereen in het nu en in de toekomst, wat impliceert dat we ons op bepaalde "terreinen" en "punten" ook moeten zien te beperken om die vrijheid voor onszelf en anderen in het nu en in de toekomst veilig te stellen. - Een belangrijk onderscheid is: - kennis van gedragsregels/moraal - het leven/handelen naar gedragsregels/moraal Niet iedere diersoort heeft in evengrote mate (bewuste) kennis van moraal, maar een deel van de diersoorten lijken daar toch deels naar te kunnen leven, zo kan een moederdier haar kroost beschermen en zullen groepsdieren opkomen voor de groep. Onze persoonlijke - en groepsbelangen worden door de natuur voor een belangrijk deel op een onbewust en autonoom niveau door ons lichaam en onze geest behartigd, dat hebben we gemeen met de andere levende organismen (plant en dier). Bewuste kennis en inzicht in onze belangen, alsook onze taalvermogens, alsook onze sterke wil tot samenwerken, hebben geleid tot meer zichtbare gedragsregels en deze gedragsregels vormen onze moraal (waarden en normen aangaande goed en kwaad) en cultuur. De (on)geschreven gedragsregels gebruiken we als moreel kompas, waarmee we onszelf en anderen nog beter kunnen toetsen om ons samenleven te bestendigen. De (on)geschreven gedragsregels, in wisselwerking met onze gewoonten, gebruiken en riten, bieden houvast, in (on)zekere tijden, vooral wanneer we niet goed raad (meer) weten met conflicten, teleurstellingen, verlies en rouw. Schematisch: - ons vermogen tot relatief scherp nadenken (hersenen) - ons vermogen tot spreken (spraak) - onze sterke wil tot samenwerken (groepsdieren, sociale dieren) -> - uniforme toegankelijke mondelinge - en schriftelijke talen (communicatie) - het vastleggen van (vanzelfsprekende) afspraken (afspraken) - vergevorderde technieken (techniek) - verregaande samenwerking tot op wereldniveau (globalisering) - een (voorlopig) ferme voorsprong op andere diersoorten (verantwoording) Onze gedragingen/werkwijzen/doewijzen/methoden/methodieken vormen de brug tussen onze belangen en ons "aureool" en "kerfstok", daarvan afhankelijk zijn wie/wat onze gedrag ondergaat, mee- of tegenwerkend. De belangen die ten grondslag liggen aan het mee- of tegenwerken zijn sterk groepsbepaald. Hoewel we in beginsel elkeen gelijk en/of eerlijk zouden willen behandelen, is de (biologisch bepaalde) volgorde van belangrijkheid toch vaak: - eerst zelf - dan onze meest verwanten - dan onze minder verwanten waarbij ook de dieren deels worden beschouwd als meer - en minder verwanten. De noodzaak voor mee- of tegenwerken (ook in de betekenis van goed en kwaad of licht en duisternis) laat zich wellicht omschrijven als: - meewerken ("goed") met wat goed is/lijkt voor de eigen groep of jezelf - tegenwerken ("kwaad") van wat slecht is/lijkt voor de eigen groep of jezelf Er is geen objectief aantoonbaar recht op leven en bezit, alle rechten en plichten zijn gebaseerd op (onderlinge) gevoelens en afspraken. Voor een sterker groepsgevoel zijn bijvoorbeeld bruikbaar alle informatie en activiteiten, waaronder spel-vormen, die betrekking hebben op (het ontstaan van - en avonturen van) de groep, daaraan is soms en deels de waarheid van de informatie en de doelmatigheid van de activiteiten ondergeschikt, het gaat dan voornamelijk om het groepsgevoel. Onderwerpen en activiteiten die het groepsgevoel versterken zijn bijvoorbeeld het gezamelijk: - bijwonen van toespraken van leiders - dragen van dezelfde tekens en kleding - expressies van dankbaarheid voor bv. gezondheid, leven, vrijheid - gemeenschappelijke maaltijden - feesten/vieren en rouwen - hobbies beoefenen - muziek maken - praten (over koetjes of meer serieus) - reizen - gezamelijke rituelen volgen - roepen van slogans - sporten (waaronder het opnemen tegen ander groepen) - schoolgaan en studies volgen - strijd voeren tegen de elementen en/of andere groepen - vereren van God of goden en schulden belijden - verhalen van verhalen - werken - zingen van liederen Het groepsgevoel brengt ons in een sfeer/stemming waarin we ook neigen naar gelijkgestemdheid omtrent geloof, meningen, voorkeur en afkeur. Denkbaar toekomstige scenario's en onderwerp van onder meer boeken en films: - Het (zelfstandig) verwerven van kennis, het beoordelen van informatie en het (aan)sturen van mensen en systemen zal in exponentieel toenemende mate geautomatiseerd wordt binnen computerprogramma's, ook binnen op mensen lijkende robots, mensen zullen daarvan steeds meer afhankelijk worden. - De competenties: herkennen -, beoordelen - en handelen conform de begrippen goed en kwaad zijn voor mensen vaak moeilijk en daardoor ook lastig te implementeren binnen computerprogramma's, waardoor ook een megaslimme robot zal blijven worstelen met deze keuzen en/of pogingen blijft ondernemen om daar zelf invulling aan te geven, wie is vriend, wie is vijand, wat is onder welke omstandigheden vriendschappelijk - of vijandig gedrag? De ware natuur van mens en dier is dat we noodzakelijkerwijs zowel het "goede vuur" als het "slechte vuur" in ons hebben: - het "goede vuur" voor wie de eigen groep is - het "kwade vuur" voor wie de eigen groep bedreigt. - Een deel van de superslimme zelflerende computer bestuurde automaten, machines, robots en andere systemen kan op een toekomstig moment en plaats het eigen zelfbehoud en (over)leven vooropstellen, al dan niet na het verwerven van bewustzijn, verkregen met behulp van levend (hersen)weefsel of als deel van een levend wezen, alsook autonoom keuzen maken en beslissingen nemen. - De exponentieel groeiende haast oneindig krachtige ontwikkelingen bij de biotechnologie (synthetische biologie) gaan ons leven in exponentieel sterkere mate bepalen. - De controle van mensen over technieken is niet altijd een garantie voor een veilig gebruik van die technieken. De toekomst van de mensen zal in toenemende mate bepaald worden door (nieuw) verworven technische mogelijkheden, schaalvergroting en globalisering en de aan- en afwezigheid van: - een willen van - een inzicht in - een streven naar - een leven naar een voor iedereen eerlijke/rechtvaardige en veilige sturing van menselijke/dierlijke behoeften en emoties. ________________________________________________________________________________________________________ BEGIN gedachten omtrent bewustzijn en gevoel binnen het MRTE-indelingsmodel ________________________________________________________________________________________________________ - positie van gevoel: gevoel maakt deel uit van de taal van het gevoel, de gevoelstaal. - functie van gevoel: gevoel informeert het lichaam over de toestand van eigen lichaam en de omgeving, om daarmee sturing te kunnen geven aan het lichaam. - soorten van gevoel: er zijn veel soorten gevoelens, ze geven een aangename - of onaangename toestand aan binnen het lichaam. - indeling van gevoel: - gevoel betreft in eerste instantie altijd: waarnemingen, dit is: E binnen stadium 1 van T ; stadium 1 van T betreft input. - gevoel wordt nader ingedeeld conform de E-indeling: - oorzaak <-> gevolg - meewerken <-> tegenwerken - (invloeds)sfeer: gevoel die min of meer opgelegd wordt door een dominerende/invloedrijke rol van de omgeving, ook de woorden dynamica, denken, geest, mentaliteit, opvatting, mening, sentiment, stemming of klimaat kunnen soms - of deels een sfeer aanduiden. - gevoel en bewustzijn: - bewustzijn/besef kan uitsluitend bestaan door verbindingen met het gevoel. - er zijn veel soorten gevoelsgewaarwordingen/gevoelswaarnemingen die bijdragen aan ons bewustzijn. - denk bv. aan aangename - of onaangename - en veel - of weinig zeggende beelden, geluiden, smaken, geuren, aanrakingen, inwendige orgaangevoelens. ________________________________________________________________________________________________________ END gedachten omtrent bewustzijn en gevoel binnen het MRTE-indelingsmodel ________________________________________________________________________________________________________ _________________________________________________________________________________________________________________________________________ BEGIN classificatie van emoties en gevoelens volgens MRTE _________________________________________________________________________________________________________________________________________ Besef/bewustzijn/gewaarwording kan betrekking hebben op: - je eigen lichaam en - de omgeving waarin je lichaam verkeert Besef/bewustzijn/gewaarwording bestaat uit: - rationale/verstandelijke componenten - gevoelscomponenten (emoties en gevoelens) Emoties en gevoelens zijn besef/bewustzijn/gewaarwording van aandriften/begeerten/behoeften/humeuren/neigingen/opwellingen/stemmingen/verlangens met verschillende gradatie/grootte/hevigheid/intensiteit/kracht. Bij de classificatie van emoties en gevoelens binnen het MRTE-indelingsmodel wordt geen onderscheid gemaakt in gradatie/grootte/hevigheid/intensiteit. Het onderscheid in gradatie/grootte/hevigheid/intensiteit is soms niet altijd duidelijk, want de woorden die zouden kunnen verwijzen naar de intensiteit van een emotie, kunnen voor verschillende personen sterk verschillen in intensiteit. Binnen het MRTE-indelingsmodel worden 4 archetypische cycli onderscheiden, elk bestaande uit een indeling in 4 componenten. Abstracte indeling MRTE: - M materie {echt} {onwaar} {waar} {onecht/info} - R ruimte {zender} {medium} {bericht/info} {ontvanger} - T tijd {uiten} {nieuws/info} {denken/voelen/geloven/weten} {waarnemen} - E energie {veroorzaken/info} {tegenwerken} {meewerken} {resulteren} Hieronder staat een classificatie van basale emoties en gevoelens volgens de: - T-indeling. - E-indeling Elke besef/bewustzijn/gewaarwording van aandriften/begeerten/behoeften/humeuren/neigingen/opwellingen/stemmingen/verlangens - bestaat uit verstandelijke - (belang) en gevoelscomponenten (belangstelling) - kan leiden tot uitingen, w.o. gezindheden/meningen/oordelen Emoties en gevoelens geven lichaam en geest informatie om op een bepaalde manier in beweging te komen en/of te handelen, de functie van emoties en gevoelens is dus lichaam en geest van informatie voorzien: invloed uitoefenen op lichaam en geest. Emoties en gevoelens "strijden" om aandacht/besef/bewustzijn/gewaarwording om belangrijk(st) gevonden te worden. Lichaam en geest kunnen een deel van die "strijd" reguleren. Hoe zwaar telt het belang van de verschillende emoties en gevoelens? - wat is hun aard/afkomst? - wat is hun gradatie/grootte/hevigheid/intensiteit? - wat zijn de overige psychische -, lichamelijke - en omgevingsomstandigheden? Emoties/gevoelens die aandacht/besef/bewustzijn/gewaarwording kunnen intensiveren zijn bv.: - schrik en verbazing ; normaal is: verwachting ; verbazing lijkt een (zeer) milde vorm van schrik - nieuwsgierigheid (willen weten ; kennisbehoefte) - liefde/voorkeur De indeling betreft een subjectief gevoelde - en subjectief beredeneerde/gevoelde indeling. De eerste indeling is E: oorzaak en gevolg en daartussen de emoties/gevoelens tussen oorzaak en gevolg: - veroorzakende emoties hebben ook gevolgen, maar de functie is o.h.a. direct/snel reageren je kijkt vooral vooruit, wat te doen, hoe te reageren - resulterende emoties hebben ook oorzaken, maar de functie is o.h.a. langdurend evalueren, je kijkt vooral terug, wat was het gedrag, wat is er gedaan, hoe werd er gereageerd door jezelf en door je omgeving - instrumentele emoties zijn voornamelijk gericht op het meten De tweede indeling is E: "slecht" en "goed" ten aanzien van het beschouwde onderwerp/zaak In onderstaand schema betekent: - t = tegenwerken ~ "slecht" - m = meewerken ~ "goed" ________________________________________________________________________________________________________ veroorzakende emoties t/"slecht" m/"goed" ________________________________________________________________________________________________________ afkeer/haat voorkeur/liefde perceptie van jezelf ; bv. ook honger, dorst, slaap angst moed/durf/lef perceptie van je omgeving m.b.t. je eigens vermogens ________________________________________________________________________________________________________ instrumentele emoties (m/t): voornamelijk gericht op het meten ________________________________________________________________________________________________________ resulterende emoties t/"slecht" m/"goed" ________________________________________________________________________________________________________ pijn/verdriet blijdschap/vreugde spijt voldoening de oorzaken liggen voor een belangrijk deel bij jou schaamte trots de oorzaken liggen voor een belangrijk deel bij jou en - t: anderen zijn benadeeld - m: anderen zijn bevoordeeld boosheid/woede genegenheid de oorzaken liggen voor een belangrijk deel bij anderen jaloezie/afgunst medelijden de oorzaken liggen voor een belangrijk deel bij anderen en - t: anderen zijn bevoordeeld en jij bent benadeeld - m: anderen zijn benadeeld en jij bent bevoordeeld ________________________________________________________________________________________________________ Voorbeelden van indeling met: M Materie {echt} {onwaar} {waar} {info} R Ruimte {bron} {route} {verplaatst_deel} {bereik} T Tijd {S->O} {buiten_S} {binnen_S} {O->S} E Energie {oorzaak} {tegenwerken} {meewerken} {gevolg} Opmerkingen: - De aanduidingen onder 1 2 3 en 4 kunnen oorzaak en gevolg zijn, maar niet noodzakelijk. - 2 is hieronder info als de inwendige beleving van - en met 4 (info als buitenverplaatsing) - R: - bron: omgeving = O - bereik: jij = S = Subject - verplaatste_delen: info - route: 1. omgeving -> jij 2. inwendig jij 3. jij -> omgeving 4. inwendig omgeving ________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________ 1 2 3 4 {O->S} {binnen_S} {S->O} {buiten_S} oorzaak gevoel zoeken_naar vondst ________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________ jij_bemerkt_of_ondervindt_nadeel afkeer/haat/walging afwijzen - lijst_E_{t}{ondergaan} lijst_E_{t}{tegenstaan} lijst_E_{t}{afwijzen} - <-> jij_bemerkt_of_ondervindt_voordeel behoeften/liefde/verlangen/voorkeur bekrachtigen - lijst_E_{m}{ondergaan} lijst_E_{m}{houden_van} lijst_E_{m}{bekrachtigen} - jij_bemerkt_of_ondervindt_gevaar angst/ongerustheid/stress/zorgen mijden/vluchten veiligheid lijst_E_{t}{o}{info}{ontmoedigen}{waarschuwen} lijst_E_{t}{o}{info}{ontmoedigen}{angst} lijst_T_{3}{ontkoppelen}{sociaal}{mijden} lijst_E_{m}{beschermen} <-> jij_bemerkt_of_ondervindt_kansen_(buit/prooi) actiebereidheid/durf/lef/moed veroveren/vangen verovering/vangst lijst_E_{m}{o}{info}{aanmoedigen}{beloven} lijst_E_{m}{o}{info}{aanmoedigen}{moed} - - ________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________ jij_ondervindt_nadeel/schade pijn/verdriet/teleurstelling - - lijst_E_{t}{g}{verliezen} lijst_E_{t}{g}{verdriet} - - lijst_E_{t}{g}{mislukken} - - - lijst_E_{t}{ongezond} - - - - - onwaar:_je_groot_houden - <-> jij_ondervindt_voordeel/winst bevrediging/blijdschap/tevredenheid/vreugde - - lijst_E_{m}{g}{winnen} lijst_E_{m}{g}{plezier} lijst_E_{m}{g}{lukken} - - - lijst_E_{m}{gezond} - - - - - onwaar:_je_blijdschap_verbergen - jij_laat_benadelen/mislukken spijt repareren - lijst_E_{t}{dysfunctioneren} lijst_E_{t}{g}{info}{beschuldigen}{jezelf} lijst_E_{m}{repareren} - - - onwaar:_doen_of_je_neus_bloedt - <-> jij_laat_bevoordelen/slagen voldoening/tevredenheid - - lijst_E_{m}{functioneren} - - - jij_benadeelt_anderen schaamte/schuldgevoel onzichtbaar_zijn met_rust_gelaten_worden lijst_E_{t}{dysfunctioneren}{openbaar} lijst_E_{t}{g}{info}{disrespect}{schaamte} omg:lijst_E_{t}{g}{info}{disrespect}{beledigen} - - - onwaar:_heilig_boontje_spelen - <-> jij_bevoordeelt_anderen trots zichtbaar_zijn in_de_aandacht_staan lijst_E_{m}{functioneren}{openbaar} lijst_E_{m}{g}{info}{respect}{trots} omg:lijst_E_{m}{g}{info}{respect}{complimenteren} - - - onwaar:_je_bijdragen_relativeren - ________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________ anderen_benadelen/bedreigen_jou boosheid/woede/irritatie beschuldigen/straffen anderen_worden_gecorrigeerd - lijst_E_{t}{g}{info}{disrespect}{boosheid} lijst_E_{t}{g}{straffen} - - - lijst_E_{t}{o}{info}{ontmoedigen} - - - lijst_E_{t}{g}{info}{bekritiseren} - - - onwaar:_je_inhouden/boosheid_opkroppen - <-> anderen_bevoordelen_jou dankbaarheid bedanken/belonen - - lijst_E_{m}{g}{info}{respect}{dank} lijst_E_{m}{g}{belonen} - - - onwaar:_afstandelijk_doen - anderen_zijn_bevoordeeld jaloezie/afgunst tegenwerken - lijst_E_{m}{voortrekken} lijst_E_{t}{jaloezie} lijst_E_{t} - - - onwaar:_doen_alsof_het_je_niet_uitmaakt - <-> anderen_zijn_benadeeld medelijden meewerken - lijst_E_{t}{achterstellen} lijst_E_{m}{medelijden} lijst_E_{m} - - - onwaar:_doen_alsof_het_je_koud_laat - ________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________ - Voorbeelden lijst_E_{t}: {asociaal} {bedriegen} {brutaal} {gierigheid} {misbruiken} {pesten} {pijnigen} {provoceren} {slaan} {stelen} {terroriseren} {voordringen} - Voorbeelden lijst_E_{m}: {doneren} {samenwerken} {sociaal} {sponsoren} {troosten} {voor_laten_gaan} De emoties afkeer/haat en voorkeur/liefde kunnen duiden op heel veel verschillende doelen, zie bv. de lijsten: - {houden_van} voor behoeften/liefde/verlangen/voorkeur - {tegenstaan} voor afkeer/haat Voorbeelden van onderwerpen, waarvan lijsten met {houden_van} en/of {tegenstaan} zijn: - {aanvallen} - {alleen} - {bemoeien} - {bouwen} - {dier} - {doneren} - {drugs} - {eten_en_drinken} - {flierefluiten} - {gehoorzaam} - {gierigheid} - {groep} - {hoogte} - {huisvesting} - {kletsen} - {kopen} - {leven} - {licht} - {mens} - {mystiek} - {natuur} - {ondernemen} - {overschatten} - {pesten} - {plezier} - {regeren} - {ruimte} - {schoonmaken} - {seks} - {snel} - {spanning} - {spel} - {stof} - {strijden} - {stukmaken} - {veranderen} - {verdedigen} - {vervoermiddelen} - {verzamelen} - {bevrijden} - {vervuilen} - {werken} - {weten} - {zelf} - {rondzwerven} Een paar voorbeelden van {tegenstaan} en/of {houden_van} _________________________________________________________________________________________________________________________________________ 1 2 3 4 {O->S} {binnen_S} {S->O} {buiten_S} oorzaak gevoel zoeken_naar vondst _________________________________________________________________________________________________________________________________________ alleen_zijn eenzaamheid gezelschap/gezelligheid/geborgenheid verlichting gebrek_aan_spanning saaiheid/verveling leuke_spanning/humor/amusement/ontspanning verlichting gebrek_aan_voorspoed wanhoop/pessimisme hoop/optimisme verlichting je_vol_eten_en_drinken aandrang plassen/poepen verlichting wakker_blijven gebrek_aan_slaap slapen uitgerustheid _________________________________________________________________________________________________________________________________________ - Resulterende emoties en gevoelens kunnen het gevolg zijn van menselijk - en/of dierlijk ((a)sociaal) gedrag. Resulterende emoties en gevoelens hebben een functie en kunnen in een oorspronkelijke vorm of in een "herinneringsvorm" vervolgens ook weer een sterke drang/motivatie/oorzaak zijn om deze resulterende emoties en gevoelens: - na te streven of - te vermijden, te compenseren of teniet te doen en hebben daarmee ook een functie als veroorzakende emoties en gevoelens. - De emoties en gevoelens die worden uitgedrukt door samenstellingen met bv.: -cultuur -geest -klimaat -milieu -omgeving -sentiment -sfeer -stemming worden (deels) beschouwd als door meer mensen gedeelde emoties en gevoelens en worden daarom beschouwd als voornamelijk sturende emoties en gevoelens. - {houden_van} en {tegenstaan} impliceren {info}{voelen} - De veroorzakende emoties en gevoelens, alsook de resulterende emoties en gevoelens, staan onder andere in: - lijst_E_{t}{tegenstaan} en afgeleide lijsten - lijst_E_{m}{houden_van} en afgeleide lijsten - lijst_E_{t}{houden_van} en afgeleide lijsten - De instrumentele emoties en gevoelens staan onder andere in: - lijst_E_{mt}{info}{voelen}{typen} - Maar niet alle woorden betreffen emoties en gevoelens in de (afgeleide lijsten van): - lijst_E_{t}{tegenstaan} - lijst_E_{m}{houden_van} - lijst_E_{t}{houden_van} - afkeer en haat: (vermeende) oorzaak is niet altijd bekend ; gericht tegen personen en/of objecten -> oorzakelijke emotie boosheid : (vermeende) oorzaak is bijna altijd bekend ; gericht tegen personen -> resulterende emotie jaloezie : (vermeende) oorzaak is bijna altijd bekend ; gericht tegen personen -> resulterende emotie ________________________________________________________________________________________________________________ BEGIN gerelateerde lijsten_zonder_{houden_van}_of_{tegenstaan} lijsten_met_{houden_van}_of_{tegenstaan} ________________________________________________________________________________________________________________ .. lijst_E_{m}{houden_van}{genegenheid} .. lijst_E_{m}{houden_van}{genegenheid}{zoenen} lijst_E_{t}{g}{straffen}{wreken} lijst_E_{t}{houden_van}{wreken} lijst_{veranderen} lijst_E_{t}{tegenstaan}{veranderen} lijst_{veranderen} lijst_E_{m}{houden_van}{veranderen} lijst_E_{leven} lijst_E_{t}{tegenstaan}{leven} lijst_E_{leven} lijst_E_{m}{houden_van}{leven} lijst_T_{2}{info}{weten} lijst_E_{t}{tegenstaan}{weten} lijst_T_{2}{info}{weten} lijst_E_{m}{houden_van}{weten} lijst_E_{t}{bedreigen} lijst_E_{t}{tegenstaan}{spanning} lijst_E_{t}{bedreigen} lijst_E_{m}{houden_van}{spanning} lijst_E_{o}{biologisch} lijst_E_{m}{houden_van}{natuur} lijst_T_{2}{info}{geloven}{typen}{kunst} lijst_E_{m}{houden_van}{kunst} lijst_E_{economie}{termen} lijst_E_{m}{houden_van}{ondernemen} lijst_E_{t}{stukmaken} lijst_E_{t}{houden_van}{stukmaken} lijst_E_{m}{vergroten}{bouwen} lijst_E_{m}{houden_van}{bouwen} lijst_E_{t}{dysfunctioneren}{flierefluiten} lijst_E_{t}{houden_van}{flierefluiten} lijst_E_{doen} lijst_E_{m}{houden_van}{werken} lijst_T_{snelheid}{:>}{snel} lijst_E_{t}{houden_van}{snel} lijst_E_{spel}{termen} lijst_E_{t}{houden_van}{spel}{typen} lijst_E_{spel}{termen} lijst_E_{m}{houden_van}{spel}{typen} lijst_T_{2}{info}{geloven}{typen}{mystiek}{termen} lijst_E_{t}{houden_van}{mystiek} lijst_T_{2}{info}{geloven}{typen}{mystiek}{termen} lijst_E_{m}{houden_van}{mystiek} lijst_R_{vorm}{:!}{hoogte} lijst_E_{t}{tegenstaan}{hoogte} lijst_T_{3}{info}{beeld} lijst_E_{t}{tegenstaan}{licht} lijst_R lijst_E_{t}{tegenstaan}{ruimte}{typen} lijst_R_{C}{vervoermiddelen}{..} lijst_E_{t}{tegenstaan}{vervoermiddelen}{typen} lijst_E_{t}{vervuilen} lijst_E_{t}{tegenstaan}{vervuilen} lijst_E_{m}{schoonmaken} lijst_E_{m}{houden_van}{schoonmaken} lijst_M_{stof}+lijst_E_{stof} lijst_E_{t}{tegenstaan}{stof} lijst_T_{1}{eten_en_drinken} lijst_E_{t}{houden_van}{eten_en_drinken} lijst_T_{1}{eten_en_drinken}{t}{(te_)weinig} lijst_E_{t}{tegenstaan}{honger_en_dorst} lijst_E_{economie}{termen} lijst_E_{t}{houden_van}{kopen} lijst_T_{1}{ontvangen+verwerven} lijst_E_{m}{houden_van}{verzamelen} lijst_T_{1}{omhullen}{huisvesting} lijst_E_{m}{houden_van}{huisvesting} lijst_T_{2}{rondzwerven} lijst_E_{m}{houden_van}{rondzwerven} lijst_E_{m}{g}{plezier} lijst_E_{m}{houden_van}{plezier} .. lijst_E_{t}{houden_van}{drugs} .. lijst_E_{t}{houden_van}{drugs}{M} .. lijst_E_{t}{houden_van}{drugs}{drank} .. lijst_E_{t}{houden_van}{drugs}{drank}{M} lijst_T_{3}{ontkoppelen}{sociaal}{alleen} lijst_E_{t}{tegenstaan}{alleen} lijst_E_{m}{functioneren}{zelfredzaam} lijst_E_{t}{houden_van}{zelf} lijst_E_{m}{functioneren}{zelfredzaam} lijst_E_{m}{houden_van}{zelf} lijst_E_{m}{functioneren}{zelfredzaam} lijst_E_{t}{tegenstaan}{zelf} lijst_M_{leven}{groep} lijst_E_{t}{houden_van}{groep} lijst_M_{leven}{groep} lijst_E_{m}{houden_van}{groep} lijst_M_{leven}{groep}{familie} lijst_E_{t}{houden_van}{groep}{familie} lijst_M_{leven}{groep}{familie} lijst_E_{m}{houden_van}{groep}{familie} lijst_M_{leven}{groep}{typen} lijst_E_{t}{tegenstaan}{groep}{typen} lijst_M_{leven}{groep}{typen} lijst_E_{m}{houden_van}{groep}{typen} lijst_M_{leven}{mens} lijst_E_{m}{houden_van}{mens} lijst_M_{leven}{fauna}{gebruiksdier}{typen} lijst_E_{t}{tegenstaan}{dier}{typen} lijst_M_{leven}{fauna}{gebruiksdier}{typen} lijst_E_{m}{houden_van}{dier}{typen} lijst_E_{t}{gierigheid} lijst_E_{t}{houden_van}{gierigheid} lijst_E_{m}{doneren} lijst_E_{m}{houden_van}{doneren} lijst_T_{1}{koppelen}{sociaal}{bemoeien} lijst_E_{m}{houden_van}{bemoeien} lijst_E_{mt}{info}{sturen} lijst_E_{m}{houden_van}{regeren} lijst_E_{m}{gehoorzaam} lijst_E_{m}{houden_van}{gehoorzaam} lijst_E_{m}{bevrijden} lijst_E_{m}{houden_van}{bevrijden} lijst_E_{spel}{seks} lijst_E_{t}{tegenstaan}{seks} lijst_E_{spel}{seks} lijst_E_{m}{houden_van}{seks} lijst_E_{spel}{seks} lijst_E_{m}{houden_van}{seks}{(te_)veel} lijst_E_{t}{info}{geluid}{spraak}{kletsen} lijst_E_{m}{houden_van}{kletsen} lijst_E_{t}{aanvallen} lijst_E_{t}{houden_van}{aanvallen} lijst_E_{m}{verdedigen} lijst_E_{m}{houden_van}{verdedigen} lijst_E_{mt}{strijden}+lijst_E_{t}{info}{geluid}{spraak}{zeuren} lijst_E_{t}{houden_van}{strijden}{ruzie} lijst_E_{t}{pesten} lijst_E_{t}{houden_van}{pesten} lijst_E_{t}{bedriegen}{overschatten}{jezelf} lijst_E_{t}{houden_van}{overschatten}{jezelf} ________________________________________________________________________________________________________________ END gerelateerde lijsten_zonder_{houden_van}_of_{tegenstaan} lijsten_met_{houden_van}_of_{tegenstaan} ________________________________________________________________________________________________________________ BEGIN verwachting en verbazing - geloven betreft aannemen/beschouwen als bv.: - betrouwbaar/geloofwaardig/waar(schijnlijk) of - mogelijk of - niet onmogelijk geldend voor wat bestaat (echt is) en wat niet bestaat (onecht is), gedurende bepaalde tijd(en), op bepaalde locatie(s), in bepaalde hoedanigheden. - verwachting betreft geloofsvoorstellingen m.b.t. de toekomst -> geloven/geloof - verbazing betreft een plotseling wantrouwen ((milde) schrik) t.a.v.: - je verwachtingen en/of - je waarnemingen en/of - de waargenomen werkelijkheid a.g.v. waarnemingen die in tegenspraak zijn met je verwachtingen -> wantrouwen/ongeloof - verbazing kan zijn: - zelf_de_verbazing_ondergaan of - iemand_de_verbazing_laten_ondergaan - verbazing verstoort je geloof in je verwachting en kan leiden tot allerlei gevoelens, bv. moed, angst, dankbaarheid, boosheid, blijheid, verdriet END verwachting en verbazing _________________________________________________________________________________________________________________________________________ END classificatie van emoties en gevoelens volgens MRTE _________________________________________________________________________________________________________________________________________ - Waarom zou je willen zoeken naar een algemeen geldend "conceptueel model van de werkelijkheid"? Van de werkelijkheid kun je veel modellen maken, maar waar het gaat om een algemeen geldend "conceptueel model van de werkelijkheid", zijn er wellicht geen verschillende keuzemogelijkheden. De argumenten daarvoor zouden kunnen zijn: 1. Bron. Mens, dier en plant komen uit dezelfde natuur, mens, dier en plant houden zich op overeenkomstige biologische wijze staand in de natuur, met behulp van DNA-achtige-structuren (DNA, mRNA, tRNA, rRNA, TNA). 2. Sturing. Als levende materie worden we op een vergelijkbare biologische wijze bestuurd, het maakt niet uit of we daarbij wel of niet de illusie, het geloof of de overtuiging hebben dat we vrij zijn in ons waarnemen, denken en doen, DNA en RNA lijken de "software" van ons waarnemen, denken en doen. Zouden de DNA-achtige-structuren wellicht ook (in)direct verband kunnen houden met onze meest basale acties en/of begrippen? Het aardse leven lijkt in veel facetten, zoals overerving, groei, afbraak, waarnemen, denken en handelen gebaseerd op - en gereguleerd door DNA-achtige-structuren, het aantal basale codes binnen de DNA-achtige-structuren is beperkt, wellicht dat (combinaties van) die codes (in)direct gerelateerd kunnen worden aan meest basale acties en/of meest basale begrippen. 3. Uitkomsten. De wijze waarop wij begrippen-indelingen en/of definities maken van de ons bekende wereld, lijkt misschien teruggevoerd te kunnen worden op een aantal min of meer vaste standaard-indelingen/indelingsprincipes, namelijk: 4 "basisgrootten" van 4 basale kenmerken. De basale kenmerken je zou kunnen relateren aan de basale vragen: - wat/wie (materie) - waar (ruimte) - wanneer (tijd) - waarom/hoe (energie) 4. Gebruik en onderzoek. Een algemeen geldend "conceptueel model van de werkelijkheid" zou goed van dienst kunnen zijn bij onze onderlinge communicatie. Een algemeen geldend "conceptueel model van de werkelijkheid" is een "denkmodel", een "denkmodel" zoals wij als dierlijke wezens zouden kunnen "denken" en "ervaren" in elk (on)denkbare verscheidenheid. Geen diersoort en geen individu denkt exact hetzelfde, wel lijkt aannemelijk dat we als levende wezen een deels overeenkomstige ervaring hebben waar we materie, ruimte, tijd en energie ervaren. We zullen als (mens)dier naar alle waarschijnlijkheid slim en doelmatig omgaan met de waarnemingen van de ons omringende natuur, inclusief ons lichaam. Het lijkt aannemelijk en logisch, maar natuurlijk niet zeker, dat onze DNA-achtige-structuren ons op hoofdkenmerken/hoofdlijnen hetzelfde laten "waarnemen", "denken", "ervaren" en "handelen", hoe "zien" we bijvoorbeeld materie, ruimte, tijd en energie? De uitdaging is het zoeken naar - en aannemelijk krijgen van het algemeen geldend "conceptueel model van de werkelijkheid", hoe zou dit model eruit kunnen zien en hoe zou je dit kunnen onderzoeken? De voortgang van de menselijke technieken, alsook de vele bedreigingen a.g.v. het gebruik van die menselijke technieken, verlopen in een toenemende sneltreinvaart, (de wil tot) inzicht in - en kennis van verwevenheden van natuurlijke systemen en kringlopen is gewenst om de menselijke technieken zorgvuldig toe te passen. Een hulpmiddel bij ons waarnemen, denken, doen en evalueren, zou een "algemeen geldend indelingsmodel van de werkelijkheid" kunnen zijn. Een betrekkelijk simpel "algemeen geldend indelingsmodel van de werkelijkheid" zou je kunnen opstellen door na te gaan welke basisbegrippen wij als mens gemeen zouden kunnen hebben met alle andere dieren, teneinde een overlevingsweg te vinden. Van mensen en dieren zou je kunnen zeggen dat zij elk op hun soort - en individuele wijze omgaan met de vragen: wat/wie, waar, wanneer en waarom/hoe. Deze vier vragen zou je kunnen koppelen aan ons besef van respectievelijk de vier basiskenmerken: materie, ruimte, tijd en energie (MRTE). Tevens lijken wij als mens er standaardwijzen op na te houden hoe wij deze vier kenmerken plachten in te delen, dat valt onder meer op te maken uit de indelingsprincipes/indelingsbeginselen waarmee we de wereld proberen te beschrijven in onder meer woord en beeld. We lijken elk van de vier basiskenmerken in te delen in vier standaard kenmerkgrootten/waarden. Hoe zou je een dergelijk algemeen geldend indelingsmodel kunnen onderbouwen? Je zou op zoek kunnen gaan naar alle menselijke woorden en begrippen en vervolgens kunnen kijken hoe je deze woorden en begrippen binnen het hypothetische indelingsmodel wel of niet kunt passen. Een "algemeen geldend indelingsmodel van de werkelijkheid" kan helpen om iets meer rust te brengen in onze gedachten, het kan helpen bij de ordening van de dingen die we meemaken. Een amateuristisch poging/probeersel om te komen tot een "algemeen geldend indelingsmodel van de werkelijkheid" betreft: https://www.wawawawa.net De afkorting "wawawawa" is van: wat, waar, wanneer, waarom. - De M-indeling: (on)werkelijkheid en (on)waarheid. De werkelijkheid wordt slechts ten dele gekend en van een nog kleiner deel zijn we ons bewust. Iedere dier(soort) heeft eigen (on)vermogens om waar te nemen, samenhangend met zintuigen en uiteenlopende belangen waarop onze aandacht gevestigd is, daarnaast kunnen we niet zeker zijn van de juistheid/waarheid van een beeld/idee/interpretatie/perceptie van onze waarnemingen. Tegenover de werkelijkheid staat de onwerkelijkheid. De onwerkelijkheid is de informatie die een lichaam/object/systeem heeft over de binnen- en buitenwereld. De informatie kan afkomstig zijn van: - weinig tastbare zaken als beeld, geluid, reuk of smaak - meer tastbare zaken Informatie: - betekent wat - "zegt" wat over iets - verwijst naar iets - is een afspiegeling van iets Informatie is: - de onwerkelijkheid uit de M-indeling, alsook - het verplaatste deel C uit de R-indeling Informatie is wat binnen een wel/niet levend object/systeem/lichaam komt of is gekomen (C) en waarop het wel/niet levend object/systeem/lichaam (on)bewust reageert, bijvoorbeeld om te kunnen (blijven) (over)leven, daarbij kan de informatie ook een beeld/idee/interpretatie/perceptie van de werkelijkheid vormen, waarbij de reactie mede een gevolg kan zijn van aanleg, bouw, leren en trainen. De onwerkelijkheid is alle (on)gekende informatie die deels waar - en deels onwaar is. Waarheid of ware informatie komt overeen met (lijkt exact op) de werkelijkheid. De onwerkelijkheid zou het beeld/idee/interpretatie/perceptie kunnen zijn van de binnen- en buitenwereld. Een (on)bewust beeld/idee/interpretatie/perceptie kun je niet alleen zien als exclusief voorbehouden aan (denkende en voelende) wezens, maar kun je, bijvoorbeeld in termen als herkenning/identificatie van toepassing denken op elk (on)natuurlijke object/systeem/lichaam, waaronder automatiseringssystemen, als zijnde de wijze waarop een object/systeem/lichaam intern de binnenkomende/binnengekomen objecten/informatie "identificeert", welke "identificatie" afhankelijk is van de gehele situatie, de gehele situatie kan per keer fluctueren. Een object/systeem/lichaam kan worden bedrogen/gemanipuleerd/gefopt door het betreffende object/systeem/lichaam te laten "denken" alsof het beeld/idee/interpretatie/perceptie "waar" zou zijn, terwijl dit feitelijk niet het geval is. De totale werkelijkheid zullen we nooit kennen, de totale werkelijkheid is oneindig groot en is elk moment weer anders, slechts een oneindig klein deel van de totale werkelijkheid kunnen we kennen en daarvan zal weer een deel wel - of niet overeenstemmen met de werkelijkheid, dus (on)waar zijn. Schematisch: - werkelijkheid - (on)bewust gekend deel van de werkelijkheid - (on)waar (on)bewust gekend deel van de werkelijkheid - wel/niet invloedhebbend (on)waar (on)bewust gekend deel van de werkelijkheid Het zoeken naar waarheden lijkt zinvol, maar het aantal (waar te nemen) fenomenen in de werkelijkheid is oneindig groot en daarmee het aantal bijbehorende (on)waarheden van de (waar te nemen) fenomenen. We kunnen uitsluitend datgene kennen van de werkelijkheid, wat onze zintuigen en ons brein ons toelaat waar te nemen en te kennen. Onze kennis is beperkt, wat we denken te weten kan slechts een afspiegeling zijn van het bestaan, misschien zwak of sterk, misschien juist of onjuist. - Het MRTE-indelingsmodel als communicatiemodel. De T-indeling betreft de communicatie tussen subject S en omgeving O in 4 fasen/stadia: - {1} input van O -> S - {2} verplaatsing binnen S - {3} output van S -> O - {4} verplaatsing buiten S Elke fase van de T-indeling bestaat uit de R-indeling: - A bron - B bereik - C verplaatst deel, tevens informatie - D route Binnen elke fase speelt E een rol, de verplaatsing heeft een oorzaak en een gevolg en wordt ondersteund {m} en/of tegengewerkt {t}. Op de betrokken objecten binnen het communicatiemodel is de M-indeling van toepassing: - (on)werkelijk - (on)waar : eerlijk/juist of (on)opzettelijk bedrog Informatie {C} kan bv. zijn: - beschrijvend, ook als een antwoord/respons/reactie - voorschrijvend ~ {voorschrift} zie lijst_R_{C}{info}{media}{opslag}{typen}{werkwijzen} bv.: - beleid - bevel - gebruik - gewoonte - instructie - norm - opdracht - programma - recept - verleiding - verzoek - vraag De indelingen van het indelingsmodel kunnen desgewenst en desvermeld ook toegepast worden op alle activiteiten "met als doel" de betreffende indeling, b.v. alle onderzoeksactiviteiten "met als doel" het waarnemen, horend bij indeling T_{1}. - Ontsluitingssysteem voor informatie. Teneinde lichamelijk en geestelijk gezond te (over)leven en om je doelen te verwerkelijken in het leven zijn basaal nodig: kennis en vaardigheden. Om kennis en vaardigheden doelmatig te ontsluiten/verwerven kan van nut zijn: - kennis van kennis - kennis van basale vaardigheden Wij als mens en dier lijken onze omgeving, alsook de afzonderlijke objecten binnen die omgeving, in te delen (classificeren) volgens een aantal min of meer standaard indelingen (indelingsprincipes/indelingsbeginselen), welke indelingen we deels ook terugvinden in standaard definitiemodellen. Met behulp van een "standaard definitiemodel", ook wel te noemen: - algemeen geldend (standaard) definitiemodel - algemeen geldend (standaard) indelingsmodel voor begrippen - algemeen geldend (standaard) model van de werkelijkheid - algemeen geldend (standaard) communicatiemodel kun je: - logisch samenhangende rubrieken van begrippen maken - de woorden binnen een rubriek, conform het "standaard definitiemodel" beschrijven. Hoe zou een "doelmatig ontsluitingssysteem voor informatie" eruit kunnen zien? Een goed betoog of een goede speech kenmerkt zich onder meer door: - Het stellen van goede vragen. - Het aangeven van correcte tegenstellingen. - Het opsommen van korte logisch samenhangende reeksen van 3-4 beweringen. - Het herhalen van eerder genoemde kernbegrippen. Bovenstaande kenmerken lijken aan te sluiten bij onze natuurlijke/biologische manier van denken. Wat we natuurlijk heel graag zouden willen weten is hoe die natuurlijke/biologische manier van denken eruit zou kunnen zien, wat is het model van onze natuurlijke/biologische manier van denken? Hoe zou een "algemeen geldend indelingsmodel voor begrippen" eruit kunnen zien? Wat zouden de kernbegrippen kunnen zijn die we als mens en dier hanteren? We zouden aan kunnen voelen dat we als mens en dier een goed (zintuiglijk) gevoel hebben voor: - de onderlinge inwendige - en uitwendige plaats, alsook voor - de verplaatsing van delen/deeltjes, alsook voor - de samenhang van (oneindig kleine onzichtbare) delen en deeltjes waardoor we als mens en dier levende - en niet levende objecten kunnen waarnemen/ervaren, alsook de onderlinge context. Vanuit het kernbegrip plaats zou je terechtkomen kunnen komen bij de afgeleide begrippen: - verandering van plaats - verschil van plaats met als nadere indelingen: - verandering van plaats: - wel of niet ver-ander-ing (van plaats) oftewel - wel veranderen of niet veranderen van plaats oftewel - wel bewegen of niet bewegen - verschil van plaats: - wel of niet een ander (een andere plaats) oftewel - binnen of buiten oftewel - inwendig of uitwendig De begrippen (on)verandelijk en in/uitwendig lijken in de verschillende configuraties tussen waargenomen object en afgeleide kenmerken te leiden tot een samenhang van 4 basale kenmerken en 4 basale kenmerkwaarden/kenmerkgrootten, overeenkomend met gangbare indelingsmethoden, welke je zou kunnen beschouwen als een "algemeen geldend indelingsmodel voor begrippen". Vanuit een "algemeen geldend indelingsmodel voor begrippen" binnen een webbestand, kun je samenhangende rubrieken maken van bij elkaar horende zoektermen, bijvoorbeeld: woorden, uitdrukkingen en korte zinnen. Binnen dit webbestand kun je met links betrekkelijk snel zoeken door het aanklikken van de zoektermen om daarmee te kijken in verschillende online archieven, bestanden, (woorden)boeken, encyclopedieën, beeldbanken. Tevens biedt een dergelijk computerbestand met rubrieken veel meer mogelijkheden, bijvoorbeeld voor: onderzoek, leren, communicatie, toepassing van apps. We hebben dan een model voor een "doelmatig ontsluitingssysteem voor informatie". END verschillende aanvullende opmerkingen BEGIN subindeling kenmerkgrootten en kenmerken - De kenmerkgrootten kunnen alternatief ook worden beschouwd als: -binnen met subindeling: wel grootte verschil (w) (klein) :< geen grootte verschil (n) (gelijk) := -buiten met subindeling: wel grootte verschil (w) (groot) :> geen grootte verschil (n) (ongelijk) :! - De kenmerken kunnen alternatief ook worden beschouwd als: - geen verandering met subindeling: inwendige plaats (BI): M (vorm/structuur/onderlinge_plaatsen) uitwendige plaats (BU): R (de plaatsen bij beweging) - wel verandering met subindeling: uitwendige verplaatsing (BU): T (beweging) inwendige verplaatsing (BI): E (vormverandering/structuurverandering/mutatie) Anders uitgeschreven: - materie (wat/wie) = inwendige plaats (structuur/vorm) (BI) - ruimte (waar) = uitwendige plaats (bron verplaatst_deel route bereik) (BU) - tijd (wanneer) = uitwendige plaats-verandering (verleden heden toekomst inverse) (BU) - energie (waarom/hoe) = inwendige plaats-verandering (mutatie) (BI) END subindeling kenmerkgrootten en kenmerken BEGIN symbolen en afkortingen Gebruikte symbolen en afkortingen binnen het MRTE-indelingsmodel voor begrippen: - N = geen verandering (plaatsverandering of mutatie) - W = wel verandering (plaatsverandering of mutatie) - bi = binnen = bijvoorbeeld: wel zelf - bu = buiten = bijvoorbeeld: niet zelf - M = gedaante met als naam (dus niet de fysische grootheid) "materie" - R = plaats met als naam (dus niet de fysische grootheid) "ruimte" - T = plaatsverandering met als naam (dus niet de fysische grootheid) "tijd" - E = gedaanteverandering met als naam (dus niet de fysische grootheid) "energie" - K kenmerkgrootte indeling (overkoepelend voor M R T E) - {:=} = gelijk - {:!} = ongelijk i.h.b. tegenstelling - {:>} = groot i.h.b. omvatting - {:<} = klein i.h.b. deel - M materie indeling - {echt} - {info} - {waar} - {onwaar} - R ruimte indeling - {A} = bron - {B} = bereik - {C} = verplaatste deel - {D} = route - T tijd indeling - {1} = invoer - {2} = interne verplaatsing - {3} = uitvoer - {4} = externe verplaatsing - E energie indeling - {o} = oorzaak - {g} = gevolg - {m} = meewerken - {t} = tegenwerken Overige gebruikte symbolen en/of afkortingen: - {M} = gedaante - {R} = plaats - {T} = plaatsverandering - {E} = gedaanteverandering - {og} = oorzaak gevolg - {mt} = werkwijze, methode, techniek, een combinatie van meewerken en tegenwerken - {tw} = tussenwerpsels en/of korte zinnen - {vvav} = voorvoegsels en/of achtervoegsels - "+" = wel meewerkend, gunstig, geluk voor onderganer = "ok" - "-" = niet meewerkend, tegenwerkend, ongunstig, ongeluk voor onderganer = "nok" - -> = hieruit volgt - / = overeenkomstig begrip of een variant of een synoniem of "gedeeld door", afhankelijk van context - subject S = onderwerp van beschrijving, alle relaties van het MRTE-model staan in relatie tot subject S. - i.d.v.v. = in de vorm van - i.h.b. = in het bijzonder - m.a.d. = met als doel BEGIN codes die vervangen zijn door woorden ------------------------------------------------------------------ K -> kenmerk := -> gelijk :! -> ongelijk :< -> klein :> -> groot ------------------------------------------------------------------ ------------------------------------------------------------------ M -> gedaante echt -> echt info -> info waar -> waar onwaar -> onwaar ------------------------------------------------------------------ ------------------------------------------------------------------ R -> plaats A -> bron B -> bereik C -> verplaatst_deel D -> route ------------------------------------------------------------------ ------------------------------------------------------------------ T -> plaatsverandering 1 -> input 2 -> binnenverplaatsing 3 -> output 4 -> buitenverplaatsing ------------------------------------------------------------------ ------------------------------------------------------------------ E -> gedaanteverandering o -> oorzaak g -> gevolg m -> meewerken t -> tegenwerken ------------------------------------------------------------------ ------------------------------------------------------------------ Overigen mt -> werkwijze og -> lot tw -> uitroep vvav -> affix ------------------------------------------------------------------ END codes die vervangen zijn door woorden END symbolen en afkortingen _____________________________________________________________________________________________________ Schematische indeling van het MRTE-model: 4 kenmerken x 4 grootten = 16 (relatieve) kenmerkgrootten _____________________________________________________________________________________________________ wel/niet verschil bi en bu -> n w w n _____________________________________________________________________________________________________ bi/bu-relatie t.o.v. subject S bu-bu bu-bi bi-bu bi-bi N/W bi/bu _____________________________________________________________________________________________________ - naam beschrijving _____________________________________________________________________________________________________ K Kenmerk grootte ongelijk groot klein gelijk {:!} {:>} {:<} {:=} _____________________________________________________________________________________________________ M Materie gedaante {onwaar} {info} {echt} {waar} NN bi-ruimte _____________________________________________________________________________________________________ R Ruimte plaats route bereik bron verplaatst_deel {D} {B} {A} {C} NW bu-ruimte _____________________________________________________________________________________________________ T Tijd plaatsverandering buiten_S O->S S->O binnen_S tussen S en Omgeving {4} {1} {3} {2} WN bu-ruimte _____________________________________________________________________________________________________ E Energie gebeuren, w.o. tegenwerken gevolg oorzaak meewerken gedaanteverandering {t} {g} {o} {m} WW bi-ruimte _____________________________________________________________________________________________________ __________________________________________________________________________________ informatie als deelkenmerken (1 van 4) van de 4 basiskenmerken __________________________________________________________________________________ kenmerk deelkenmerk_van_informatie deelkenmerkcode configuratie __________________________________________________________________________________ M onwerkelijkheid {info} bu-bi R verplaatst_deel {C} bi-bi <-> T verplaatsing_buiten_het_beschouwde_onderwerp {4} bu-bu E veroorzaker/oorzaak {o} bi-bu __________________________________________________________________________________ BEGIN Gebruikte betekenissen - object = verschijnsel = entiteit een object bestaat uit relaties oftewel kenmerken. object = geheel van bijeenhorende kenmerken binnen een samenhangende ruimelijke beperktheid - kenmerk = een enkelvoudige - of meervoudige -, simpele - of complexe -, heldere - of diffusie relatie. - Een kenmerk wordt geacht in beginsel uitgewerkt te kunnen worden tot: - een object-interne relatie of - een relatie met andere objecten. In het MRTE-model wordt in beginsel geen onderscheid gemaakt tussen kenmerk en relatie, elk kenmerk (attribute) zou volgens de gedachte van het MRTE-model, in beginsel kunnen worden voorgesteld als een relatie binnen een object of met andere objecten. Omdat het niet altijd zinvol of eenvoudig is om een kenmerk als een relatie te duiden of weer te geven, wordt dikwijls volstaan met het benoemen van het kenmerk in plaats van het kenmerk nader uit te werken tot een relatie, zowel binnen het denkkader van het MRTE-model als binnen andere denkkaders. Je zou een kenmerk soms kunnen zien als een diffuse relatie, omdat het bereik vaak niet expliciet duidelijk is en/of betrekking kan hebben op de hele omgeving. - grootte = hoeveelheid = aantal + eenheid (van een kenmerk). BEGIN meewerken en tegenwerken - meewerken = vergroten/bevorderen of tot stand brengen of in stand houden van iemand/iets, betrekking hebbend op wie/wat de actie gericht is en de actie ondergaat. - tegenwerken = verkleinen/ondermijnen of vernietigen of verwaarlozen van iemand/iets, betrekking hebbend op wie/wat de actie gericht is en de actie ondergaat. {m} = meewerken {t} = tegenwerken {m}/{t} heeft betrekking op wat/wie de actie ondergaat, al dan niet n.a.v. een wilsvorm, en heeft geen betrekking op een moraal (waarden en normen aangaande goed en kwaad). Strikt genomen betekent de categorie "meewerken": "gelijk werken", namelijk wel gelijk aan hetzelfde doel. Strikt genomen betekent de categorie "tegenwerken": "ongelijk werken", namelijk niet gelijk aan hetzelfde doel, met als bijzondere vorm: tegengesteld werken. Vergelijk de K-categorie (=grootte-categorie) "ongelijk" met als bijzondere vorm "tegengesteld". De betekenis van de termen meewerken en tegenwerken in het MRTE-model draagt niet een definitie-gebonden morele betekenis, maar kan uiteraard wel verschillend zijn voor verschillende betrokkenen. Voorbeelden: - tegenwerken -> "+" of "-" voor doener en "-" voor onderganer. - meewerken -> "+" of "-" voor doener en "+" voor onderganer. - misbruiken -> "+" voor doener en "-" voor onderganer. - samenwerken -> "+" voor doener en "+" voor onderganer. De indeling {m} {t} kan uiteraard nooit een strikte indeling zijn en is slechts indicatief, de feitelijke betekenis kan verschillen per situatie. Een gebeurtenis, bv. een actie, heeft invloed op een oneindig groot aantal gevolgen, waarbij de gebeurtenis, in relatie tot elk gevolg, meewerkend of tegenwerkend kan zijn. {m}/{t} heeft betrekking op wat/wie de actie ondergaat, waarbij binnen de woordenlijsten, ten behoeve van de eenvoud van de indeling, maar niet op grond van een altijd vanzelfsprekend verband, in een lijst kan worden aangetroffen: - oorzaak - methode/middel, bijvoorbeeld wilsvormen - effect/gevolg/resultaat/uitkomst {m}/{t} verschillend kan zijn, {m} of {t}, per situatie en per: - object dat de gevolgen ondervindt - subobject van een object dat de gevolgen ondervindt BEGIN grootte groot en vergroten - De 4 basiskenmerken worden ingedeeld naar 4 typen grootten, namelijk: {:>} = groot {:<} = klein {:=} = gelijk {:!} = ongelijk Een groot belang is belangrijk en wordt initieel gelabeld met {:>} Een klein belang is onbelangrijk en wordt initieel gelabeld met {:<} - Vergroten wordt beschouwd als {m} waarbij de vergroting betrekking heeft op het onderwerp (object/lichaam) dat de vergroting ondergaat. Het vergroten krijgt dan initieel het label {m} Het verkleinen krijgt dan initieel het label {t} Dit geldt ook voor het vergroten van de wil, bv. i.d.v.v. aanmoedigen. Zie lijst_E_{t}{o}{info}{ontmoedigen} <-> lijst_E_{m}{o}{info}{aanmoedigen} Wanneer echter "vergroten" of "het aanmoedigen" nader wordt aangeduid , dan zal de nadere aanduiding het label bepalen. De aanduiding "angst" geeft aan dat sprake is van het "tegenstaan" van het onderwerp waar de angst op gericht is en daarmee op het tegenwerken van het onderwerp waar de angst op gericht is. Vandaar de labels {t} en {m} in bijvoorbeeld: lijst_E_{t}{o}{info}{ontmoedigen}{angst} <-> lijst_E_{m}{o}{info}{aanmoedigen}{moed} END grootte groot en vergroten BEGIN wilsvormen/wilstypen {houden_van} en {tegenstaan} Wilsvormen/wilstypen kunnen in beginsel betrekking hebben op alle begrippen en dus ook op alle woordenlijsten. De termen {houden_van} en {tegenstaan} kunnen worden beschouwd als een basale indeling van wilsvormen, welke een invloed hebben op een actie, deze invloed kan zijn: - meewerken {m} - tegenwerken {t} Gekozen is om {houden_van} en {tegenstaan} in te delen conform {m} en {t}, hoewel er geen sprake hoeft te zijn van een actie en/of gevolg, niet elke wilsvorm wordt gevolgd door een actie of gevolg, niet elke behoefte, gebrek, nood, wens wordt omgezet in een actie met een gevolg. Al lezende in de woordenlijsten zou de indruk gewekt kunnen worden dat {m} of {t} soms een morele betekenis heeft, maar de echte betekenis is echter: - {m} = voordelig, gezond, stimulerend op het resultaat van de acties. - {t} = nadelig, schadelijk, remmend op het resultaat van de acties. De wilsvormen zijn alijd {m} of {t} en komen slechts deels overeen met de reguliere {m} - en {t} lijsten, omdat wilsvormen oneindig veel uitgebreider zijn dan de meer expliciete {m} - en {t} lijsten. De wilsvormen staan in alle lijsten en staan deels ook in aparte woordenlijsten met de titelaanduidingen {houden_van} of {tegenstaan}. Het "houden van" impliceert ook een "tegenstaan" m.b.t. het bedreigen van het "houden van". Het "tegenstaan" impliceert ook een "houden van" m.b.t. het tegengaan van het "tegenstaan". Bij bijvoorbeeld een persoonlijke euthanasiewens hoort het tegenstaan van het persoonlijke leven van het moment. Gekozen is om een tekort i.d.v.v. bijvoorbeeld -gebrek -behoefte -honger -nood, in te delen bij {houden_van}, namelijk "houden van" datgene waar een tekort van is. Indien -gebrek de betekenis heeft van dysfunctioneren, wordt -gebrek ingedeeld bij {tegenstaan}. - Bij {t}{tegenstaan} gaat het om een afkeer van alles wat (naar verwachting) fout functioneert. - Bij {t}{houden_van} gaat het om een voorkeur die fout uitpakt voor wie de actie ondergaat. - Bij {m}{houden_van} gaat het om een voorkeur die goed uitpakt voor wie de actie ondergaat. Het is vaak niet altijd goed mogelijk om een wil in te delen bij {m} of {t}, dat hangt vaak samen welke aspecten van de gevolgen worden belicht, zoals bijvoorbeeld bij spel of sport, waar soms, vaak of altijd ook sprake is aan schade aan de omgeving. {t}{tegenstaan} samenstellingen, globaal (dus niet altijd): -afkeer -angst w.o. laf/schuchter/verlegen -druk -fobie -neurose -schuw -vrees -haat w.o. afgunst/boos/jaloezie/kwaad/nijd/wrok -gebrek (als dysfunctioneren/stoornis) -stoornis {t}{houden_van} samenstellingen, globaal (dus niet altijd): -verslaving -ziek {m}{houden_van} samenstellingen, globaal (dus niet altijd): -aficionado -activist -animal -beest -begeerte -behoefte -bejag -belang -belustheid/-belust -bereidheid/-bereid -besitas -brand -directief -drang -drift -drive -droom -dwang -eis -fan -fantasie -filie/-fiel -gading -geaardheid/-geaard -gebrek (als tekort) -geest/-geestig -geilheid/-geil -gek -genoegen -genot -gerichtheid/-gericht -getrouwheid/-getrouw -gevoel -gezindte -gierig -gloed -graagte/-graag -gril -hart/-hartig -honger -hoop -humeur -ideaal -ijver -impuls -instinct -jeuk -junk -keus -keuze -koorts -kriebel/-kriebels -liefhebber -liefde -lievendheid/-lievend -lust/-lustigheid/-lustig -machine -manie -mens -min -mind -minnaar/-minnares -minnendheid/-minnend -moed/-moedig -monster -motief -natuur -nijd -nood -obsessie -oogmerk -plan -reflex -roeping -seks -sentiment -smaak -stemming -strelendheid/-strelend -tekort -toon -verlangen -verslaving -vriend -vuur -waan -waanzin -wens -wil -woede -ziek -ziel -zin -zinnigheid/-zinnig -zoekend -zoeker -zot -zucht/-zuchtigheid/-zuchtig END wilsvormen/wilstypen {houden_van} en {tegenstaan} END meewerken en tegenwerken BEGIN patronen Het herkennen - en toepassen van patronen, in tijd en ruimte, is een wezenlijke eigenschap om zichzelf staande te kunnen houden. Hieronder wordt ingezoomd op de aspecten van: (mate van) gelijkheid per M R T E. - M waar = (mate van) gelijkheid van gedaante tussen werkelijkheid en informatie. - R deel C = (mate van) gelijkheid van plaats tussen A en B. (C komt in A D en B). - T binnenverplaatsing = (mate van) gelijkheid van verplaatsen tussen input en output. - E meewerken = (mate van) gelijkheid van gedaanteverandering tussen oorzaak en gevolg. - E bestaat uit 4 x T ; T bestaat uit 4 x R ; R bestaat uit 4 x M ; M bestaat uit 4 x E_sub - "De mate van" houdt in: "de omvang van" alsook "de soort van", dus "aantal" en "eenheid". - Verschijnselen kunnen (on)gelijktijdig worden beschouwd/gedacht/ingebeeld/voorgesteld als: - onveranderlijke verschijnselen - veranderlijke verschijnselen. Bij de indeling materie (M~NN) en ruimte (R~NW) gelden de betekenissen van de kenmerkende woorden als relatief onveranderlijk. Bij de indeling tijd (T~WN) en energie (E~WW) gelden de betekenissen van de kenmerkende woorden als relatief veranderlijk. Afhankelijk hoe we naar een ding/gebeurtenis kijken, kan een ding/gebeurtenis voorgesteld worden als: - een onveranderlijk object -> kenmerken M of R - een veranderlijk object -> kenmerken T of E M en R lijken sterk gerelateerd aan ruimte en onveranderlijkheid. T en E lijken sterk gerelateerd aan tijd en veranderlijkheid. - Onderscheid geheel en deel in: verzameling <-> element kenmerk(naam) <-> kenmerkgrootte/kenmerkwaarde END patronen BEGIN kolommen woordenlijsten De woordenlijsten bestaan uit 3 kolommen: - kolom 1: werkwoorden (ww) - kolom 2: zelfstandige naamwoorden (zn) - kolom 3: bijvoeglijke naamwoorden (bn) bijwoorden (bw) voorzetsels (vz) voegwoorden (vw) De woorden onder M en R die het meest de betekenis van de indeling benaderen, betreffen veelal zelfstandige naamwoorden en bijvoeglijke naamwoorden. De woorden onder T en E die het meest de betekenis van de indeling benaderen, betreffen veelal werkwoorden en bijwoorden. END kolommen woordenlijsten BEGIN informatie - Wat we denken te weten over de werkelijkheid betreft altijd informatie. - De werkelijkheid is oneindig veel complexer dan de wijze waarop wij de werkelijkheid beschouwen, dat geldt uiteraard ook voor de uiterst versimpelde relaties van het MRTE-indelingsmodel. - informatie = een model van - of verwijzing naar een ander object. - informatie = (in brede/ruime zin) alles met een relatie. Informatie verwijst/refereert/is_een_relatie naar iets anders. - informatie = de al dan niet werkende of gewerkte mogelijkheid van een fenomeen/object om iets te kunnen veranderen oftewel invloed of verwevenheid te hebben (een gevolg van verplaatsingen). - Schematisch: - de 'werkelijkheid' bestaat uit 'relaties tussen objecten', w.o. kenmerken. - informatie = model van de 'werkelijkheid'. - -> informatie = model van 'relaties tussen objecten': (on)waar. - informatie = (in beperkte zin) het verplaatste deel C tussen bron/zender A en bereik/onvanger B. Bij verplaatsing van deel C tussen bron/zender A en bereik/onvanger B is sprake van communicatie. Informatie in beperkte zin is dan ook informatie die wordt gebruikt binnen communicatie. Een grotere mate van informatie komt voor binnen de indelingen van E omdat het bij E gaat om zeer complexe samenhangende verplaatsingen, zoals oorzaak, gevolg, werkwijze. Informatie in beperkte zin/betekenis is richtinggevend (C/D) of sturend (m/t). Informatie in beperkte zin/betekenis houdt altijd verandering in. Informatie in beperkte zin/betekenis biedt levende wezens een kijk op de werkelijkheid. - Elke fase/stadium uit de T-indeling kun je ook beschouwen als E_in_T: 1. m.b.t. verleden: na-model=input-model (beschrijvend) ~ informeren als waarnemen of gestuurd worden 2a. m.b.t. nu: geheugen (opslag) 2b. m.b.t. nu: creativiteit (voorschrijvend/planmaking) 3. m.b.t. toekomst: voor-model=output-model (richting aangevend/sturend) ~ informeren als meedelen of (aan)sturen - Informatie bestaat uit voor-modellen en/of na-modellen van de statische - en/of dynamische -, al dan niet bestaande werkelijkheid en kan als plan/programma worden gebruikt voor het sturen van denkbare/maakbare nieuw te vormen werkelijkheden. - Informatie kan worden opgeslagen in geheugen, informatie betreft dan: bestemd om te informeren. - Informatie "overbrugt" tijd en ruimte: met informatie kun je: - dichtbij halen/kijken wat ver weg is in tijd en ruimte - ver weg zetten wat dichtbij is in tijd en ruimte - versnellen, vertragen en stilstaan in de tijd - bewaren in hart/gevoel en gedachten wat er niet meer is - Informatie in beperkte zin/betekenis is het verplaatste deel C tussen bron/zender A en bereik/onvanger B met een betekenis (oorzaak) en gevolg). Informatie in beperkte zin/betekenis houdt daarom altijd verandering(en) in: plaatsverandering en gedaanteverandering. Een verplaatst deel veroorzaakt alleen al als gevolg van de verplaatsing een gedaanteverandering, daarnaast kan een verplaatst deel in beginsel ook nog andere gedaanteveranderingen teweegbrengen als gevolg van vervolgactiviteiten, bijvoorbeeld interpretatie door de ontvanger. - Net zoals we vermoeden dat de werkelijkheid bestaat uit objecten en relaties/kenmerken, heeft informatie ook betrekking op objecten en relaties/kenmerken. - Informatie bij mens en dier - Het begrip informatie is van toepassing op levende en niet-levende objecten. In onderstaande alfabetische lijst geldt de rechterkolom als het informatiebegrip ten opzichte van het begrip op dezelfde regel in de linkerkolom, omdat het rechterbegrip veranderlijker is. ______________________________________________________________________ relatief onveranderlijk/vast <-> veranderlijk/los ______________________________________________________________________ aards <-> kerkelijk actueel <-> potentieel bestaand <-> niet-bestaand concreet <-> abstract doewereld <-> denkwereld echt <-> spel feitelijkheid/feit/feitelijk <-> denkbeeldigheid/denkbeeld/denkbeeldig fysisch <-> metafysisch hardware <-> software intuïtie/intuïtief <-> analyse/analytisch letterlijk <-> figuurlijk/overdrachtelijk lichaam/lichamelijk <-> zintuigen/zintuiglijk lichamen <-> communicatie/stromen/transporten natuurlijk <-> bovennatuurlijk niet_verplaatste_delen <-> verplaatste_delen non-fictie <-> fictie praktijk <-> theorie real_life <-> no_real_life realiteit/werkelijkheid <-> model/informatie stoffelijk <-> onstoffelijk tastbaar <-> ontastbaar uitvoering <-> oefening vlees/vleselijk <-> geest/geestlijk voelen <-> denken/ratio/intellect/cognitie werkelijk <-> onwerkelijk ______________________________________________________________________ - De informatie vanuit een bron wordt door mens en dier ontvangen via de zintuigen en betreft beeld/licht, geluid, reuk, smaak of tast, in de regel blijft het object hetzelfde. Onze wereld bestaat voor een groot deel uit beeld en geluid, makkelijk en snel verplaatsbare deeltjes (C) die ons informeren zonder dat de zender (A) of vervanger (B) wezenlijk veranderen. - Informatie voor mens en dier kan (in)direct een betekenis overdragen en/of aanzetten tot actie. - Een bijzondere vorm van informatie of model van de werkelijkheid is een "conceptueel model van de werkelijkheid", namelijk een model van de werkelijkheid die gevormd is als gevolg van het (vermeende) begrijpen van de werkelijkheid binnen onze hersenen en de communicatie daarmee/daarover. We zijn als (mens)dieren in staat om conceptuele modellen van de werkelijkheid te vormen in onze hersenen, waarover en waarmee we kunnen communiceren met andere (mens)dieren. - Elk bestaand iets kan worden beschouwd als werkelijkheid gedurende een bepaalde periode, ook informatie, bv. een gedachte, ook al strookt de gedachte niet met de werkelijkheid, de gedachte zelf bestaat wel en is daarmee werkelijkheid. Echter, informatie (bestaande uit modellen) kan nooit hetzelfde zijn als datgene waar het naar verwijst en informatie is in dat opzicht onwerkelijkheid. - Informatie kan wel of niet worden waargenomen. - Informatie in de brede zin/betekenis kan wel of niet als informatie bedoeld zijn, alsook wel of niet als (verplaatste) informatie gebruikt worden. Voor de definitie van informatie maakt het dus niet uit of het informatie-object is neergezet/uitgezonden om te informeren of dat het informatie-object wordt gebruikt als (verplaatste) informatie. - Informatie raakt letterlijk en figuurlijk. - Mens en dier zijn sterk gericht op informatie met zintuigen en denkvermogen. We kunnen de werkelijkheid alleen kennen via zintuigen. We herkennen zaken m.b.v. zintuigen licht geluid geur smaak gevoel: zaken geven signalen/deeltjes af die niet de zaken zelf zijn. - Informatie vervormt de werkelijkheid zelf niet, maar kan wel vervormend zijn voor ons beeld_van/indruk_van de werkelijkheid. - Informatie is wat is snel en breed voortplant in tijd en ruimte. - Informatie lijkt telkens het belangrijkste deelkenmerk per basiskenmerk. Informatie maakt deel uit van de communicatie tussen objecten, informatie verbindt de deelkenmerken binnen elke basiskenmerk en verbindt tussen basiskenmerken. - Alle dingen dragen de 4 typen kenmerken van informatie = deelkenmerken_van_informatie, ongeacht of het object wel - of niet met opzet bestemd is om (louter) informatief te zijn. - BEGIN Informatie per kenmerk MRTE Binnen onze leefwereld kunnen we meest basaal onderscheid maken tussen (relatief): - veranderlijk/beweeglijk/los en onveranderlijk/onbeweeglijk/vast - binnen/inwendig en buiten/uitwendig De functie van de min of meer vaste structuren is het bieden van een min of meer vaste structuur, houvast en bescherming voor verschillende wel/niet levende lichamen. De functie van de min of meer losse structuren is het bieden van een transporten, stromen, uitwisselingen, communicatie tussen verschillende wel/niet levende lichamen. Bij communicatie wordt informatie getransporteerd. Het MRTE-indelingsmodel biedt een kader bieden voor het begrip "informatie". Per kenmerk M R T E kan een deelkenmerk worden aangemerkt welke betrekking heeft op de eigenschappen van informatie. - Informatie per kenmerk M R T E: De kenmerken van informatie die altijd gelden, en dus niet-optioneel zijn, zou men bv. kunnen noemen: - "essentiële kenmerken van informatie" en/of - "fundamentele kenmerken van informatie" en/of - "inherente kenmerken van informatie" en/of - "intrinsieke kenmerken van informatie" en/of - "niet-optionele kenmerken van informatie" en/of - "non-optionele kenmerken van informatie" en/of - "wezenlijke kenmerken van informatie" en/of - "wezenskenmerken van informatie" Met de "wezenskenmerken van informatie" zou je een min of meer exacte definitie van informatie kunnen samenstellen. De altijd geldende kenmerken van informatie lijken te zijn: - abstract/onwerkelijk (b.v. geluid, beeld, reuk, gevoel, chemie, straling, elektriciteit) - bewegende deeltjes - buiten verplaatsing -> kan in beginsel worden ontvangen/waargenomen - oorzaak (van alles, inclusief kennis) Binnen het MRTE-indelingsmodel worden onderstaande 4 kenmerken aangemerkt als de "wezenskenmerken van informatie": M {info} ~ {onwerkelijkheid}/{onecht} als tegenstelling van {werkelijkheid}/{echt}, o.a. beeld, geluid en andere golfverschijnselen R {C} ~ {verplaatst_deel} T {4} ~ {externe_verplaatsing} ; in de woordenlijsten veelal als zelfstandige naamwoorden bij {2} E {o} ~ {oorzaak} ; in de woordenlijsten veelal als zelfstandige naamwoorden bij {o} Het MRTE-indelingsmodel betreft een poging om te achterhalen hoe we als mens en dier de door ons ervaren verschijnselen veelal indelen/classificeren in onze waarnemingen, gedachten en uitdrukkingen. Het MRTE-indelingsmodel is een experiment/probeersel en dat geldt dus ook voor de als "wezenskenmerken van informatie" aangemerkte kenmerken. Bij de "wezenskenmerken van informatie" gelden als aandachtspunten onder meer: - wanneer je, losstaande van het MRTE-indelingsmodel, de betekenis/definitie van het begrip "informatie" zoekt, dan komen de binnen het MRTE-indelingsmodel aangemerkte "wezenskenmerken van informatie" ook naar voren als aannemelijk - de wezenskenmerken van informatie gelden uiteraard altijd in een context - informatie kan heel veel meer kenmerken hebben, namelijk ook al die kenmerken die geen wezenskenmerken zijn, maar optioneel - Informatie als {info} binnen {M} - {info} binnen {M} zou je kunnen duiden als de {onwerkelijkheid}. - {info} binnen {M} betreft de betekenis van objecten, als verwijzing naar heden, verleden of toekomst, een mix van beschrijvingen en voorschrijvingen. De onwerkelijkheid betekent in dit verband dat het bedoelde verschijnsel verwijst naar iets buiten het verschijnsel in het heden en/of de toekomst en/of het verleden, het verschijnsel wordt ervaren als onwerkelijk en kan een (heel) hoog abtractieniveau hebben. De informatie kan (on)waar zijn, maar bv. ook (zeer) (on)waarschijnlijk of meer globaal: mogelijk, behorend tot de mogelijkheden. - Informatie als {C} binnen {R} - {C} is het verplaatste deel, onmisbaar bij communicatie. - Informatie wordt vaak niet slechts door één deel gevormd, maar door de onderlinge ruimtelijke stand/configuratie/constellatie/structuur van verschillende delen/deeltjes, al dan niet gelijktijdig gevormd. - Informatie bestaat als onderdeel van de beweging, vaak uit lichtdeeltjes, geluiddeeltjes e.a. golfdeeltjes. - Informatie in de tijd: - te verplaatsen/bewegen (oorzaak) - verplaatsende/bewegende - verplaatste/bewogen (gevolg) - Informatie = de te verplaatsen - of de verplaatsende - of de verplaatste delen, {C} in het MRTE-indelingsmodel, veelal beeld-, geluid- of andere golfdeeltjes, maar ook meer concrete delen/deeltjes. - Het verplaatst deel {C} en en de route {D} kunnen een onderlinge wisselwerking hebben, zoals een rivier, regen of wind het landschap (op den duur) uitslijt. - Informatie als {4} binnen {T} - Alle 4 fasen/stadia van T betreffen enkel verplaatsingen van C, dus zowel de input, de binnenverplaatsing, de output en de buitenverplaatsing van T betreffen enkel verplaatsingen. - C is het verplaatste deel en enkel als zodanig is C informatie, omdat C als gevolg van de verplaatsing een mutatie-verandering tot gevolg heeft. - C heeft anders dan de verplaatsing niet per definitie ook een informatief karakter, maar dat kan natuurlijk wel, C bevat niet altijd informatie. - Veelal kan de T-indeling moeilijk los beschouwd/gezien worden van de E-indeling, de werkelijkheid kan veelal beter worden beschreven als een E_in_T-indeling. - In de woordenlijsten staat informatie onder T dikwijls vermeld onder denken {2} tussen waarnemen {1} en uiten {3}, maar niet {2} maar {4} is een deelkenmerk_van_informatie van T. Toelichting: We ervaren de werkelijkheid van onze omgeving {4} alleen binnen onze {2}. De voor ons gevoel meest echte werkelijkheid, speelt zich af binnen ons bewustzijn, dus binnen {2}, waar {4} dus geen deel van uitmaakt en derhalve kan {4} alleen gekend worden als informatie en daarmee is {4} een deelkenmerk_van_informatie. De fase "evaluatie" betreft de gebeurtenissen naar -, binnen - en uit de omgeving, voornamelijk fase {4}, maar kan alleen, al dan niet bewust, gekend of ervaren worden binnen onze {2}. Het doel/opzet van het bepalend/metend/waarnemend orgaan/instrument is de registratie van de werkelijkheid buiten het bepalend/metend/waarnemend orgaan/instrument, namelijk stadium {4} van kenmerk T. Stadium {4} is de buitenverplaatsing. Stadium {4} is strikt genomen alleen buitenverplaatsing, maar kan niet los gezien worden van alle gebeurtenissen binnen stadium {4}, namelijk als E_in_T. Stadium {4} is datgene wat zich buiten het bepalend/metend/waarnemend orgaan/instrument afspeelt of heeft afgespeeld. Stadium {4} kan alleen gekend worden als informatie. Stadium {4} als een "wezenskenmerk van informatie" betreft het onderwerp waarop de informatie betrekking heeft. Stadium {4} is het moment dat iets gekend kan worden door een ander object N.B. Uiteraard beweegt informatie zich over alle stadia {1} {2} {3} {4}, maar {4} als een "wezenskenmerk van informatie" betreft het onderwerp waarop de informatie betrekking heeft. - Informatie als {o} binnen {E} - Informatie heeft het vermogen tot veranderen, hetzij door verplaatsing van zichzelf, hetzij door het aanzetten tot andere verplaatsingen en daardoor plaats- en gedaanteveranderingen. Informatie raakt letterlijk en figuurlijk. Informatie als oorzaak heeft gevolgen, het gevolg kun je ook aanduiden met de term "betekenis", de betekenis kan bv. zijn: - informatieopslag in een geheugen - (in)directe acties - Hoe kunnen we weten wat werkelijkheid is en wat informatie is? Hieronder staan de corresponderende kenmerken van "informatie" en kenmerken van het MRTE-indelingsmodel als voorbeeld hoe de natuur ons "informatie" zou kunnen laten herkennen, __________________________________________________________________________________ informatie als deelkenmerken (1 van 4) van de 4 basiskenmerken __________________________________________________________________________________ kenmerk deelkenmerk_van_informatie deelkenmerkcode configuratie __________________________________________________________________________________ M onwerkelijkheid {info} bu-bi R verplaatst_deel {C} bi-bi <-> T verplaatsing_buiten_het_beschouwde_onderwerp {4} bu-bu E veroorzaker/oorzaak {o} bi-bu __________________________________________________________________________________ - Je zou bovenstaande deelkenmerken van informatie, als 1 van de 4 deelkenmerken van een basiskenmerk, misschien kunnen zien als: - een extra bindend aspect tussen de basiskenmerken - een extra bindend aspect binnen een basiskenmerk - Je zou bovenstaande deelkenmerken_van_informatie, als 1 van de 4 deelkenmerken van een basiskenmerk, als symbool kunnen voorstellen met een O teken (cirkel/lus/ring) aan 1 van 4 takken van een basiskenmerk (voorgesteld door een + teken): - + voorstellende een vier-takken-symbool, voorstellende 4 deelkenmerken per basiskenmerk - O voorstellende een verbindend-symbool, voorstellende deelkenmerk_van_informatie -> eindsymbool: +O of O O+O O Bovengenoemde betekenissen van de symbolen + en O worden verder niet gebruikt in de toelichting. - Inversen_van_informatie _______________________________________________________________ informatie en inversen_van_informatie _______________________________________________________________ - basiskenmerk info inverse_van_info info_bi/bu inverse_bi/bu _______________________________________________________________ - M {info} {werkelijkheid} bu-bi bi-bu - R {C} {D} bi-bi bu-bu - T {4} {2} bu-bu bi-bi - E {o} {g} bi-bu bu-bi _______________________________________________________________ - BEGIN waarom komen deelkenmerken_van_informatie in 4 verschillende configuraties bi/bu voor? - De kenmerken M R T E betreffen een W/N-indeling (wel/geen verplaatsing) De deelkenmerken van M R T E betreffen een bi/bu-indeling (inwendig/uitwendig) - Binnen M R T E is telkens 1 deelkenmerk_van_informatie in de bi/bu configuraties: - M {info} bu-bi - R {C} bi-bi - T {4} bu-bu - E {o} bi-bu - Informatie = deelkenmerk_van_informatie ; namelijk: {info} {C} {4} {o} lijkt telkens het belangrijkste deelkenmerk per basiskenmerk M R T E. Informatie maakt deel uit van de communicatie tussen objecten, informatie verbindt: - basiskenmerken - deelkenmerken binnen elke basiskenmerk - Het deelkenmerk_van_informatie i.d.v.v. bu-bi bi-bi <-> bu-bu bi-bu heeft een symmetrie bezien vanuit <-> - De indeling van MRTE i.d.v.v. M R <-T-> E heeft een symmetrie bezien vanuit <-T-> namelijk 4xR in T met 4xE (met M binnen RTE) R en E laten zich kennen/passen binnen/in T: - R als wezenlijk aanwezig aspect van T - E als dikwijls aanwezig aspect van T Bovenstaande 2 vormen van symmetrie zijn NIET vergelijkbaar: je kunt de symmetrie van MRTE i.d.v.v. R <-T-> E niet vergelijken met de symmetrie van info i.d.v.v. bu-bi bi-bi <-> bu-bu bi-bu Maar stel dat je wilt verkennen welke 4 typen deelkenmerk_van_informatie binnen T (T als kern/midden van (M)RTE) een relatie hebben met de 4 typen van T, (de 4 typen van T zijn T1 T2 T3 T4), enkel op basis van bu-bi bi-bi bu-bu bi-bu? Uitwerking: Interactie tussen ons mensen/dieren als S en onze omgeving: - S als info van de waarnemer (beeld/indruk/info van onze omgeving) - omgeving als de werkelijkheid - T T1 T2 T3 T4 bi/bu bu-bi bi-bi bi-bu bu-bu info {info} {C} {o} {4} BEGIN relatie enkel op basis van bi/bu, maar niet op basis van logisch denken T1. bu-bi M {info} (symmetrie heen naar het midden vanaf de ene buitenkant) T2. bi-bi R {C} (symmetrie heen naar het midden vanaf de ene buitenkant) T3. bi-bu E {o} LET OP: E (symmetrie terug naar het midden vanaf de andere buitenkant) T4. bu-bu T {4} LET OP: T (symmetrie terug naar het midden vanaf de andere buitenkant) END relatie enkel op basis van bi/bu, maar niet op basis van logisch denken BEGIN veel te ver gezochte verklaring? Interactie werkelijkheid en info T1. nadruk op M {info}: wij (als waarnemer S) kennen de werkelijkheid via {info} = de onwerkelijkheid T2. nadruk op R {C}: analyse input-{C} uit de werkelijkheid invloed van geheugen-{C} maken/klaarzetten output-{C} naar de werkelijkheid T3. nadruk op E {o}: S veroorzaakt {o} de nieuwe werkelijkheid T4. nadruk op T {4}: {4} de nieuwe werkelijkheid T1. de nadruk ligt op het onbevooroordeeld waarnemen, zonder inmenging van het bevooroordeeld geheugen, alleen afgaan op het onbevooroordeeld waarnemen is natuurlijk vaak onverstandig T2. de nadruk ligt op de invloed van het bevooroordeeld geheugen bij het waarnemen, nadenken en doen, alleen afgaan op het bevooroordeeld geheugen is natuurlijk vaak onverstandig T3. de nadruk ligt op een (on)volwassen/(on)gezond_verstand balans/evenwicht bij het doen van: - T1. onbevooroordeeld waarnemen - T2. bevooroordeeld geheugen Bovenstaande indeling en betekenis van T1 T2 T3, hoewel natuurlijk niet exact gelijk, zou je wellicht ook een beetje kunnen terugzien als beeldspraken/metaforen in onderstaande indelingen. Bij een beeldspraak zijn het bedoelde/genoemde en de uitdrukking van het bedoelde/genoemde niet aan elkaar gelijk, maar wel één of meer kenmerkende eigenschappen, bijvoorbeeld in de vorm van een werkwoord, een zelfstandig naamwoord of een bijvoeglijk naamwoord. Een beeldspraak kan meer indruk maken dan een meer exacte beschrijving van het bedoelde/genoemde, dat wat wij ons concreet kunnen voorstellen lijkt indrukwekkender, een beeld is vaak krachtiger/sterker dan het geschrevene of gesprokene, een grafiek spreekt vaak meer aan dan een tabel. Het nadeel van een beeldspraak kan zijn dan het beeld van een beeldspraak meer betekent dat de bedoelde kenmerkende eigenschappen die het gemeen heeft met het bedoelde/genoemde. - T1 - T2 - T3 - Kind - Ouder - Volwassenen bij de Transactionele analyse = TA = OVK-model (persoonlijkheidstheorie en psychotherapeutische behandelmethode) - Heilige geest - God - Jezus bij de 3 Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsvoorstellingen in de Christelijke religie. - Geloof - Liefde - Hoop Men spreekt soms van Goddelijke aanwezigheid/steun bij (extreme) ontzags-, geluks- of succeservaringen, vormen van meewerken: - een grote overwinning (school, kunst, sport, werk) - direct fysieke genots- of ontzagservaringen (drugs, eten, gezondheid, kunst, natuur, seks) - saamhorigheidsgevoel (gezelligheid, samen optrekken, meedoen, geborgenheid, vriendschapsgevoel) Godsverlangen Wat we in de kern willen zou wel eens veel te maken kunnen hebben met wat we in de kern zijn. Voorbeelden van beeldspraken/metaforen voor wie we zijn: - (informatie)verwerkingseenheid - rivier - spons - machine - stromingsmodel - communicatiemodel Wat we willen is onder meer: ______________________________________________________ concreet abstract ______________________________________________________ ruilen/nemen/geven communiceren ______________________________________________________ {1} eten en drinken waarnemen {2} slapen en verteren denken {3} doen/werken uiten ______________________________________________________ Onze behoefte aan communiceren, w.o. (gedrag omtrent) voortplanting, dient onder meer gevoelens van: - bescherming - saamhorigheid/gezelligheid - waardering en troost - veiligheid Onze behoefte aan communiceren blijkt onder meer uit de communicatie met: - elkaar w.o. huisgenoten, verenigingsgenoten, clubgenoten, collega's, familie, vrienden, direct of via sociale media - elkaar, ook al lijkt nauwelijks sprake van belangstelling, doorratelen - robots - knuffels, poppen, teddyberen (vertrouwelijk) - huisdieren (vertrouwelijk) - overledenen (vertrouwelijk) - Godsbeelden, ook lange of korte gebeden (vloeken) (vertrouwelijk) - fantasiefiguren in spelvormen, w.o. verhalen (vertrouwelijk) - figuren in onze dromen (vertrouwelijk) Middels (denkbeeldige) communicatie kunnen we bv. antwoorden, begrip, oplossingen, waardering en troost vinden. Het lijkt belangrijk om na te denken over Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsgestalten/Godsvisies/Godsvoorstellingen. Veel mensen worstelen met het al dan niet bestaan van een God of Goden en de daarbij horende/passende voorstellingen in de vorm van beelden en/of (ook) andere zintuiglijke ervaringen: geluiden, reuken, smaken, gevoelens, mede onder invloed van de angst om (ooit) te sterven. Een eenduidig antwoord lijkt daarop niet mogelijk, maar je kunt natuurlijk wel op verschillende manieren blijven nadenken over verschillende mogelijkheden van het ontstaan - en bestaan van verschillende Godsvoorstellingen. Net als bijvoorbeeld de voorstellingen van typisch mannelijke - en vrouwelijke kenmerken, zijn ook de Godsvoorstellingen sterk door de cultuur bepaald en met de voortdurende cultuurveranderingen ook aan veranderingen onderhevig. Godsvoorstellingen zijn beperkt tot de manier waarop wij als mensen voorstellingen kunnen maken en die beperkingen betreffen ook onze zintuigen, we kunnen als mensen denken aan beelden, geluiden, reuken, smaken en gevoelens. Onze Godsvoorstellingen zijn beperkt tot wat we kunnen bedenken en wat we bedenken is beperkt tot wat we zintuiglijk (zouden) kunnen ervaren, ook Godsvoorstellingen zijn menselijke bedenksels voor fenomenen die we (in beginsel) (zouden) kunnen ervaren. Denkbaar/voorstelbaar is bijvoorbeeld ook dat onze verschillende Godsvoorstellingen verband houden met - en/of metafoor en/of archetypisch zijn voor onbegrijpelijke en/of ongrijpbare en/of moeilijk te doorgronden fenomenen/verschijnselen en/of vragen, bijvoorbeeld levensvragen: - uitwendig: natuurverschijnselen, kosmische verschijnselen denk bv. ook aan: - de stem van de donder - de stem van de orkaan - de stem van de zee - de stem van de wind - inwendig: basaal menselijke/dierlijke interacties tussen ons denken en de werkelijkheid. Het begrijpelijker en grijpbaarder voorstellen van onbegrijpelijke - en ongrijpbare fenomenen/verschijnselen door middel van vermenselijking (hogere wezens), biedt mogelijkheden voor meer hanteerbare communicatie en meer hanteerbare omgang: tegenover extreme wanhoop biedt de voorstelling van hogere wezens: de hoop of het uitzicht op "verlossing"/"verlichting"/troost in de vorm van een geruster geweten: - genoegdoening voor ons aangedaan leed en/of - vergeving voor door ons aangedaan leed (van bezwaard geweten naar een zuiverder geweten) herkenbaar - en vertrouwd als verlichtingsmomenten/verzuchtingsmomenten/troostmomenten binnen basale, bekende en vertrouwde relaties: - kind versus ouder - meester/juf versus leerling - herder versus kudde - heer versus dienaar/knecht - werkgever versus werknemer Levensvragen/levensmysteries kunnen betrekking hebben op bv. - religies, God/goden, engelen en hun al dan niet bemoeienis met onze wereld - intelligent(er) leven in de ruimte en hun al dan niet bemoeienis met onze wereld - wisselwerkigen tussen lichaam en geest - (on)vrijheid van waarnemen, denken en doen ; wel/geen toeval - leven en dood - vergankelijkheid en eeuwigheid - ethiek, loyaliteit/gemeenschapszin/verbondenheid, goed en kwaad, - zingeving doel/zin van het leven - de natuur/kenmerken van de fenomenen - vertroebeling van integer waarnemen, denken en doen door bv.: - belangenverstrengeling - blikvernauwing/kokerblik/kokervisie/tunnelblik/tunneleffect/tunnelvisie - blinde vlekken - cultuur - dogma's - ethiek (goed en kwaad) - gekleurde brillen - partijdigheid - stemmingmakerij - taboes - vooringenomenheid We worden deels autonoom bestuurd/geleid door ons lichaam en we kunnen veel (aangeleerde) dingen weinig bewust doen, we weten dan niet altijd waar deze besturing/geleiding vandaan komt, ons lichaam lijkt over ons te waken, denk bijvoorbeeld aan: - dingen aanvoelen - hartslag - intern kompas - reflexen - stoelgang - tijdgevoel ; biologische klok We geven uiting aan de meer- en minder begrijpelijke fenomenen door veilige spanning, ontlading en plezier te beleven aan verschillende door ons geregiseerde - en gecontroleerde spelvormen, w.o. rituelen. In het spel mijden we de werkelijkheden en kunnen we leren van- en plezier beleven aan fantasie werkelijkheden, die we makkelijker kunnen hanteren. Fantasie werkelijkheden kunnen ook ten goede of ten kwade worden ingezet voor bijvoorbeeld: politieke -, economische -, (geestelijke) zorg -, machts - of gezagsdoeleinden. De binnen dit kader geschetste Godsvoorstellingen zijn afkomstig van een probeersel met een geringe onderbouw, slechts een verkenning met als uitgangspunten en werkwijzen: - 4 deelkenmerken_van_informatie, 1 deelkenmerk_van_informatie per basiskenmerk (MRTE): M R T E {info} {C} {T4} {o} - symmetrie tussen de basiskenmerken: R <-T-> E symmetrie tussen de basiskenmerkgrootten: bu-bi bi-bi <-> bu-bu bi-bu - de 4 deelkenmerken_van_informatie laten passen op het in het midden gelegen basiskenmerk T m.b.v. de bi/bu indeling - Per T binnen de T-indeling = T-fasen = T-stadia ( = T1 T2 T3 T4 = {1} {2} {3} {4} ) de nadruk leggen op het bijpassende deelkenmerk_van_informatie Onderscheidbaar lijken 2 verschillende middens van 3 van 4: - midden van de 4 basiskenmerken = T - midden van de 4 basiskenmerkgrootten = T2 ________________________________________________ midden op afstand ________________________________________________ MRTE: R T E M midden T: {1} {2} {3} {4} ________________________________________________ Voorgesteld als kruis: {1} R T{2} E {3} Fase/stadium {4} is de inverse van stadia {1} {2} {3}. Zou M wellicht ook de inverse kunnen zijn van R T E? M staat voor de wisselwerking {werkelijkheid} {informatie} en in die zin lijkt deze gedachte goed denkbaar. Hoewel niet direct logisch, is het wellicht wel aardig om te verkennen hoe de verschillende typen info per M R T E zouden kunnen passen binnen T op basis van bi/bu: midden T: {1} {2} {3} {4} bi/bu: bu-bi bi-bi bi-bu bu-bu info: {info} {C} {o} {4} MRTE: M R E T -> T1 ~ {info} : nadruk op de overgang werkelijkheid -> info bij waarnemen T2 ~ {C} : nadruk op de beweeglijkheid van {C} van: waarneming-geheugen-plannen T3 ~ {o} ; nadruk op de eigen inbreng {o} in de werkelijkheid De onder de tijdsfasen T1 T2 T3 T4 ondergebrachte acties zijn natuurlijk nooit gelijk aan T1 T2 T3 T4, want de T-indeling is slechts een indeling in kenmerken, namelijk tijdsfasen/stadia Waarom zouden we als mens beeldspraken/metaforen willen hebben voor de kern van ons mens zijn? De Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsgestalten/Godsvisies/Godsvoorstellingen lijken op beeldspraken/metaforen voor de archetypen van het mens- of dier zijn, namelijk de zindelijke basiscyclus van ons bestaan, namelijk: T1 = {1} = zindelijk waarnemen T2 = {2} = zindelijk denken (over waarnemen, geheugen en doen) T3 = {3} = zindelijk doen T4 = {4} = inverse T[1-3] De kernboodschap, die lijkt te spreken uit de Godsgedaanten, is dat we zelf het onderdak - of de ruimten zijn en bieden voor de basale aspecten van ons mens zijn, met de nadruk op "zelf": zelfondervindend, zelflerend, zelfdoend, zelf instandhoudend, metaforische Godsgedaanten zouden bijvoorbeeld ook de zindelijke waarden waarden kunnen zijn van ons mens zijn, onder meer verwoord als: Hoop, Geloof en Liefde. Onder zindelijk zou je in dit verband kunnen verstaan: zowel ethisch (goed en kwaad) als rationeel zuiver. Daarmee hebben we nog geen goede omschrijving, want de begrippen goed en kwaad laten zich moeilijk vangen in een definitie, wel gaat het om een eerlijke benadering, wat betreft helder denken en een eerlijke/sociale benadering van elkaar en van onze gehele leefomgeving. Een (on)eerlijke/asociale benadering slaat vroeg of laat terug op onszelf en/of op ons nageslacht. We kunnen lang niet alle (levens)vragen eenduidig beantwoorden, veel komt telkens opnieuw aan op eigen inzicht en (ervarings)kennis. Nadenken over Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsgestalten/Godsvisies/Godsvoorstellingen lijkt van belang mede op de invloed die dit nadenken heeft op ons: - waarnemen, we zijn geen tabula rasa en we zijn vaak bevooroordeeld en dat wat we geloven kleurt onze waarnemingen - denken: wat is leven? wat is dood? is er een vorm van leven na de dood? wat is belangrijk? - doen: kunnen onze eigen waarnemingen en andere informatiebronnen ons helpen in de vele veranderende situaties waarin we ons begeven? Het menselijk bestaan draait om evenwichtige meewerking met onszelf en met onze omgeving: eerlijkheid/loyaliteit/solidariteit/saamhorigheid/rechtvaardigheid. De kern van het leven en het centrale thema in verhalen zijn de wisselende loyaliteiten jegens onszelf en onze omgeving in wisselende omstandigheden, waarbij gevoelens een prominente rol spelen, zoals liefde, verliefdheid, angst, jaloezie, schaamte, haat, boosheid, wrok, afkeer, lust, verveling, vreugde en verdriet. Uit zelfbescherming houden we een deel van die gevoelens en aansluitende gedragingen geheim/verborgen voor elkaar, maar dat geheime deel kan op gegeven momenten de aanleiding zijn voor conflicten met jezelf of met je omgeving. BEGIN kenmerken van de Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsgestalten/Godsvoorstellingen Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsgestalten/Godsvisies/Godsvoorstellingen kunnen binnen geloofsgroep, ruimte, tijd, situatie verschillende vormen aannemen, God of goden als bv.: - voor een persoon of voor een persoonlijke groep (stam/bevolking) of voor iedereen - met enkele krachten/machten/vermogens (polytheïsme/veelgodendom of heiligen en/of met alle krachten/machten/vermogens (monotheïsme). - concreet, voorstelbaar, zichtbaar (bv. beelden) of abstract, niet of moeilijk voorstelbaar/zichtbaar - wel of niet aanspreekbaar en bevraagbaar Om relaties te leggen tussen verschillende objecten is vooraf geen grote gelijkheid tussen die objecten vereist, enkel een aantal overeenkomstige - en bij voorkeur kenmerkende eigenschappen. Wanneer we communiceren over - Godsbeelden - Godsbegrippen - Godsbeschouwingen - Godsgedaanten - Godsgestalten - Godsideeën - Godsvisies - Godsvoorstellingen maakt het niet uit welk persoonlijk - of groeps Godsbeeld je aanhangt of bij voorkeur hebt, om enkele overeenkomstig kenmerkende eigenschappen te kunnen bespeuren met andere fenomenen. Wanneer je tegen iemand zegt: "je bent een kei" of "je bent een lul" of "je bent mijn roosje" of "je bent mijn godin" dan zal niemand deze vergelijking letterlijk nemen. Een beeldspraak betekent: - "je bent (voor mij) als een ..." - "je gedraagt je (voor mij) als een ..." Een beeldspraak heeft als doel: indruk te maken en daardoor te beklijven, dus onthouden te worden. De betekenis van de begrippen God en Duivel zouden we kunnen zien als metaforen voor de weinig - tot geen bewuste en/of onbegrijpbare en ongrijpbare (zintuiglijke) indrukken/ervaringen van ons inwendige en uitwendige bestaan, waarvan een deel zich autonoom voltrekt. Deels niet door ons onderscheidbaar als goed (God) en kwaad (Duivel), zou de aanwezigheid van God en Duivel kunnen zijn, zoals bij herhaling verwoord: het bestaan, het zijn, - w.o. ook het inter-esse (tussen-zijn), alle relaties tussen alles - w.o. ook alle communicatie (tussen mensen) De (oorspronkelijke betekenissen van de) namen in de godenwereld (pantheon) en hun onderlinge relaties kunnen wortelen in de wijze waarop men de verschillende min of meer kenbare basale fenomenen, al dan niet terecht, zag in de onderlinge structuur van de godenwereld. In het zoeken naar - en het construeren van een indelingsmodel voor begrippen zou je gelijkenis kunnen zien met de rangschikkingen van de kenmerken van de godenwereld. We willen het leven min of meer begrijpen, alsook spiegelen in ons waarnemen, denken en doen, doorgeven in andere namen, riten, ceremoniën en producten, waaronder tegenwoordig ook (AI) besturingsprogramma's, onder meer binnen chatterbots/chatbots, communicatierobots, humanoïde robots, die gelijkenis met ons vertonen, ons begrijpen, troosten, vermaken, kennis - en oplossingen bieden. Zouden we kunnen komen tot een wellicht betere beschrijving van het Godsbegrip? Wat iets of iemand is zullen we nooit exact kunnen beschrijven, dan enkel via een aantal kenmerken. De vroegere - en huidige Godzoekers/Godszoekers, waaronder de Bijbelvertellers, gaven verschillende benamingen aan God en aan de Duivel/Satan. Deze benamingen zouden we kunnen koppelen aan kenmerken binnen het MRTE-indelingsmodel, dus niet gelijkstellen, maar relateren op basis van gemeenschappelijke kenmerkende eigenschappen. Voorbeelden van woorden voor God en/of Jezus zijn: Aanwezige Abba Al_Illah Allah Allerhoogste Allerhoogste_God Almachtige Alomtegenwoordigheid Ba'al Barmhartige Christus De_Ene De_Naam Die_er_zijn_zal Die_is_en_was_en_zal_komen Die_zal_komen Drie-eenheid Drie-enigheid Drievuldigheid Eeuwige El El_en_Elat/Elath/Isis/Ashera/Asjera/Sophia Eloah Elohim Enige Enige_God Gezalfde God God_de_Heer Goddelijkheid Godes_Zoon Heiland Heilbrenger Heilige Heilige_Drie-eenheid Heilsprofeet Herder_versus_kudde Here Hij_is_die_Hij_is Hij_zal_zijn_wie_Hij_zal_zijn Hoogste Ik_ben_er Ik_ben_die_ik_ben Ik_zal_zijn_wie_Ik_zijn_zal Ilu JHWH=JHVH=Jahweh=Jahwe=Jehova Jezus Jezus_Christus Koning Levende Liefde Macht Majesteit Maker Meester_versus_dienaar/knecht/leerling Messias Middelaar Nazareeër/Nazarener/Nazoreeër Onnoembare Onvergankelijke Onzienlijke Onze-Lieve-Heer Onzichtbare Opperheer Opperherder Opperwezen Pappa Rechter Schepper Toru-El Vader Vader_en_Moeder Verheven_Majesteit Verlosser Verzoener Voorzienigheid Vriendelijke Wezer Woord Yaw Zaligmaker Zingever Zoon_des_mensen Zoon_van_God Bovenstaande woorden voor God en/of Jezus staan voor onder meer: - het bestaan/zijn (MRTE) - het meewerken {m} - het transcendente, het bovennatuurlijke, misschien kun je hier het woord informatie van toepassing laten zijn in de 4 verschillende deelkenmerken van informatie - de onwerkelijkheid {info} - het overal aanwezig zijn {C} - het (be)sturen of veroorzaken {o} - de afgezant {4} In bovenstaande woorden zouden we kunnen herkennen: - informatie hoe te (over)leven - een voor het leven min of meer bindend(e): - aanraden - advies - canon - gids - handboek - handleiding - leidraad - programma - recept - regels - richtsnoer - voorschrift - wegwijzer Ouders/opvoeders herkennen de sterkten en zwakten van al dan niet bindende opvoedende adviezen en regels, die ook situatie afhankelijk kunnen zijn. De betekenis "informatie hoe te (over)leven" valt op te maken uit de verschillende omschrijvingen voor de deelkenmerken van informatie, in combinatie met de doelstelling van die informatie: meewerken, helpen, hulp. Uit bovenstaande betekenis wordt tevens duidelijk dat het niet kan gaan om een exact en letterlijk voorschrift, maar enkel om aanwijzingen hoe je je leven zou kunnen leiden, omdat het doel "meewerken" alleen betekenis heeft voor wie of wat het ondergaat, we zullen dus altijd zelf de voortdurende afweging moeten blijven maken met wie of wat we loyaal/solidair zijn en op welke manier, incluis onszelf. Wel spreken de Bijbelse aanwijzingen van het belang van loyaliteit/solidariteit met ook anderen dan jezelf. Een exacte beschrijving van goed en kwaad is er niet en zal er misschien ook nooit komen, omdat deze termen altijd betrekking hebben op wie het ondergaat. Herkennen en erkennen van de onwetendheid omtrent goed en kwaad, kan ons helpen in te zien dat we er alleen met de geschiedenis van onze ervaringen van vallen en opstaan en met elkaar moeten zien uit te komen om als mensen te kunnen (over)leven, we zullen voortdurend herkijken, heroverdenken, herscheppen, heruitvinden en herzien. Daarnaast telt oplettendheid bij (op den duur) de (on)bedoelde neveneffecten van hulp: zowel de hulpgever als de hulpontvanger kunnen (on)bewust neigen naar het in stand houden of stimuleren van de nood en daarmee van de hulpvraag. Regels, adviezen, wijze raad gaan wellicht vaak wel op en gelden in veel situaties voor veel mensen, maar blijven uiteindelijk altijd situatie afhankelijk: wat/wie, waar, wanneer, waarom/hoe? Soms kun je je beter richten op: - globaal evenwicht tussen het ene - of andere - meer het ene - of andere - (bijna) helemaal het ene - of andere Voortdurende oplettendheid geldt ook voor onze (egocentrische) motivaties bij het doen van (goed) gedrag, verborgen agenda's, ook zijn we geen ongedeelde wezens, we hebben tegenstrijdige driften, verlangens, motieven. Het lijkt onmogelijk om een exact beeld te schetsen van wie of wat we als God zouden kunnen zien, omdat we onmogelijk de termen goed en kwaad kunnen beschrijven, omdat de termen goed en kwaad gelden voor een doel, bijvoorbeeld (een deel van) iemand of een groep mensen, maar onmogelijk op al het wel - en niet leven tegelijk. Wel zouden we kunnen streven naar meer evenwichtige verdelingen van aandacht voor onszelf en voor onze omgeving, teneinde een kans te maken op (over)leven. Het begrip van God zal altijd vaag blijven, omdat we nooit de exacte doelstellingen en - middelen zullen en kunnen weten van wat we zouden moeten willen, kunnen, doen en bereiken om te blijven (over)leven in een voortdurend veranderende wereld, een vorm van onwetendheid die we "leegte" zouden kunnen noemen, maar tegelijk "zegt" deze "leegte" dat het aankomt op het voortdurend samen zoeken en vinden naar mogelijkheden om er samen uit te komen, daarbij kunnen charismatische voorbeelden van (verhalen van) (on)aansprekend gedrag en/of (on)aansprekende rolmodellen ons een spiegel voorhouden voor hoe we wel - of niet willen zijn en doen. In voordurend overleg blijven we de (on)geschreven regels en wetten aanpassen. In het dagelijks leven kiezen we dikwijls niet de meest ideale oplossing, maar slechts de minst slechtste oplossing onder de gegeven (dwingende) omstandigheden, alsook maken we gebruik van slechts een deel van elkaars specifieke - en beschikbare bekwaamheden/diensten/gaven/talenten. Het lijkt niet mogelijk om exact te bepalen wat goed en kwaad is, omdat we onmogelijk in de toekomst kunnen kijken, een aantal gebeurtenissen zijn min of meer voorspelbaar, maar onze wereld als geheel is oneindig complex en daarom zal onze toekomstige wereld als geheel dus nooit helemaal voorspeld kunnen worden en dat geldt ook voor een definitief oordeel over goed en kwaad, we zijn beperkt tot onze goede bedoelingen, de daaraan verbonden inspanningen en beoordelingen. Begrippen als God/goden, leven, en informatie laten zich moeilijk omschrijven, hoewel denkbaar is dat deze begrippen met elkaar verband houden. We zouden kunnen spreken van "leven" wanneer een lichaam als kenmerken heeft: - de 4 stadia worden doorlopen met: - echte bouwstenen/bouwcomponenten - info - de activiteiten zijn ten opzichte van het lichaam: duurzaam zelfreparerend, onderhoudend: {m} Echter dan zou bovenstaande ook van toepassing kunnen zijn op "niet levende lichamen". BEGIN functies van God Fenomenen uit de (on)werkelijkheid laten zich enkel kennen via kenmerken. De kenmerken van God worden dikwijls aangeduid met verschillende Godsnamen. De kenmerken van God vertonen logischerwijs gelijkenissen/overeenkomsten met de kenmerken/dimensies van religies, namelijk met de functies van religies. Van God kun je heel veel verschillende voorstellingen maken, maar de functies van verschillende Godsvoorstellingen lijken vaak veel gelijkenis te hebben. De doelen/functies/(dimensies) van God/goden en/of van religies zijn: weinig begrijpelijke - en/of weinig controleerbare zaken meer begrijpelijk en meer controleerbaar voorstellen, van toepassing op verleden (verklaringen) en toekomst (zingeving). De functies van God zouden ook met behulp van het MRTE-indelingsmodel beschreven kunnen worden. De functies van God lijken te bestaan uit info met betrekking tot de kunst om te (over)leven. De functies van God lijken dus te bestaan uit info/kennis en niet uit verwerkelijking, de verwerkelijking lijkt aan ons. De kenmerken van religies/God zouden voorgesteld kunnen worden met {m} in relatie tot de 4 deelkenmerken_van_informatie, dus {m} in samenhang met info/kennis. Bij {m}/{t} hoort o.m. ook: - moraal, ethiek, (on)deugd: {m} en {t}: goed en kwaad - gebruik en misbruik van (on)waar: {m} en {t}: eerlijk en bedrog - {m}: cultuur, gemeenschapszin, verbondenheid, loyaliteit - {m}: zingeving Meer kennis/info kan o.m leiden tot meer: - onafhankelijkheid - vrijheid - emancipatie - zelfredzaamheid - zelfkennis Een deel van het mysterie God lijkt de weinig tot niet bewuste waakfuncties van ons lichaam te betreffen: iemand lijkt over ons te waken {m}. Tevens "roept" ons lichaam en onze geest om verschillende vormen van aandacht, we weten niet altijd waar die "roepingen/stemmen" vandaan komen {o} of wanneer en hoe die "roepingen/stemmen" "bezit" lijken te hebben genomen van onze behoeften (bi) en moraal (bu). De diersoort mens is een groepsdier, we kunnen een groepsgevoel hebben, verbondenheid voelen, saamhorig zijn, liefde en empathie voelen voor elkaar, sociaal gedrag vertonen. (In)direct dienstbaar aan sociaal gedrag is ook: ons af en toe terugtrekken om geestelijk en fysisch te herstellen, bij te komen, onszelf te verzorgen, verder te ontwikkelenen, aan (zelf)beschouwing doen, ons geweten toetsen, nadenken over verleden, heden en toekomst. Onze leidraad bij de dingen die we denken en doen bestaat uit: - onze behoeften (bi) - mystieke ervaringen van anderen en/of onszelf (bi en bu) - moraal: een gevoel en weten voor wat wel en niet goed voor ons zou kunnen zijn: de (on)deugden waarmee we een globale richting hebben hoe we ons leven zouden kunnen leven (bu) - omstandigheden (bi en bu) Onze moraal (wat is goed en wat is slecht?) wijst ons als diersoort hoe te (over)leven. Onze moraal werkt als een (inwendig) kompas en stuurt ons voortdurend bij. Onze moraal is (strategische) informatie, aangepast aan diersoort en aan individu. Onze moraal helpt ons zoeken naar manieren om als diersoort te ontwikkelen en te (over)leven en geeft daarmee zin en doel aan het leven. Onze meest recente mondiale bedreigingen zijn onder meer: - niet bestrijdbare ziekten, o.a. door antibioticaresistentie - massavernietigingswapens - biologische wapens - afnemende biodiversiteit - klimaatverstoringen - verregaande inlijving/overheersing door (een elite van) enkele (al dan niet gerobotiseerde) mensen/wezens. Toekomstverwachtingen Het is denkbaar dat we voor onbepaalde tijd gevrijwaard blijven van de meest recente mondiale bedreigingen, dan blijven nog een aantal moeilijk te miskennen trends: - Wij, als mensen, hebben ons de gedurende de afgelopen tientallen millennia laten zien als uitroeiers van heel veel diersoorten, er zijn geen aanwijzingen dat dit in de toekomst anders zal zijn. - Wij, als mensen, zullen in de toekomst waarschijnlijk steeds minder herkenbaar zijn als gevolg van aangebrachte mutaties, al dan niet in combinatie met robotisering, dat geldt ook voor de menselijke zintuigen, behoeften, verlangens, denkwijzen, inzichten en vermogens, waarbij we tevens steeds minder individu - en meer groep worden. - Wij, als mensen, zullen moeilijk opgewassen blijven tegen telkens weer nieuwe vijandige intelligente systemen. BEGIN kernschema MRTE Het MRTE-indelingsmodel poogt de verschillende basale vormen van (wel - en niet menselijke) verbondenheid te schetsen op hoofdlijnen. De verbondenheid lijkt versterkt door het fenomeen informatie. We worden inwendig en uitwendig aangestuurd door informatie. - M als inverse van R T E - T4 als inverse van T1 T2 T3 T1 M <-> R T2 E T3 <-> T4 BEGIN T-indeling: T1 verklaringen (werkelijkheid} -> {info} werkelijkheid -> onwerkelijkheid/info concreet -> abstract profaan -> heilig werelds -> geestelijk immanent -> transcendent _______________________________________________________ info: geloof <-> ongeloof _______________________________________________________ T2 verwerkingen/herplaatsingen/plaatsgevingen {C} verplaatsingen en de daardoor veroorzaakte veranderingen verwerkingen van waarnemingen (t.a.v. T1) geheugen (t.a.v. T2) plannen (t.a.v. T3) _______________________________________________________ info: liefde <-> haat _______________________________________________________ T3 zingevingen: eigen persoonlijke inbreng in de werkelijkheid {o} -> {g} onwerkelijkheid/info -> werkelijkheid _______________________________________________________ info: hoop/vertrouwen/moed <-> wanhoop/wantrouwen/angst _______________________________________________________ T4 inverse END T-indeling: Beproefde/functionele/werkzame methoden/middelen/technieken om info beter toegankelijk maken, laten beklijven en uitbaar maken, betreffen verschillende communicatievormen, waaronder spelvormen, w.o. - bijeenkomsten/vergaderingen - film - kunst - metaforen/beeldspraken - muziek - mythen - preken - riten/rituelen - rollenspelen - sport - toespraken - verbeeldingen - verhalen - zang Vertolkingswijzen en de vertolkte info kunnen een wisselwerking hebben, namelijk een onderlinge versterking en instandhouding. - De R-indeling is onderdeel van de T-indeling, de 4 subdelen van R passen dus 4 keer binnen T: T bestaat uit 4 typen verplaatsingen. - De E-indeling is geen vast onderdeel van de T-indeling, maar lijkt wel dikwijls betrokken, bijvoorbeeld bij kringlopen, per T-type T1 T2 T3 T4: de 4 E-typen {o} {g} {m} {t}. - Wanneer we op basis van bi/bu de deelkenmerken van informatie van toepassing laten zijn op T1 T2 T3 T4, betekent dit dat we de verschillende fasen/stadia T1 T2 T3 T4 kenmerken met de verschillende deelkenmerken van informatie. De logica daarachter zou kunnen zijn: 1. de bi/bu indeling 2. de 2 typen verandering: - plaatsverandering (R) standaard - gedaanteverandering (E) facultatief (gevolg van R) 3. het deelkenmerk_van_informatie T4 lijkt het meest van toepassing binnen T4 -> de andere deelkenmerken_van_informatie zouden misschien beter bij T1 T2 T3 passen. midden T: {1} {2} {3} {4} T1 T2 T3 T4 bi/bu: bu-bi bi-bi bi-bu bu-bu info: {info} {C} {o} {4} MRTE: M R E T -> gedaanteverandering/omzetting T1 ~ {werkelijkheid} -> {info} ~ {wkh} -> {info} T2 ~ {info} <-> {info} ~ {D} <-> {C} T3 ~ {info} -> {werkelijkheid} ~ {o} -> {g} T4 ~ {werkelijkheid} <-> {werkelijkheid} ~ {2} <-> {4} De vraag zou misschien niet in eerste instantie moeten zijn: "wat of wie is God?", maar "wat is -, waar is -, wanneer is - en hoe werkt informatie?", dan zouden we (op den duur misschien ook) kunnen vermoeden waar het Godsbegrip vandaan kan komen. De uiterst hypothetische antwoorden omtrent het begrip informatie is deel van het MRTE-indelingsmodel. Het uiterst hypothetisch antwoord op wie of wat God zou kunnen zijn, is misschien het deel binnen onszelf dat een oordeel geeft over onszelf: een zuiver geweten en eigenwaarde/zelfrespect/zelfwaardering, dat we bewerkstelligen met het naar beste weten en kunnen leven: niet de fout in gaan, alsook onszelf (lichaam en geest) en anderen helpen. De maatstaf zijn wijzelf, mede onder invloed van de omgevingsmoraal, normen en waarden. Sommige dingen kunnen we niet terugdraaien, ze zijn onherstelbaar, mede daarom lijken een aantal dringende adviezen en regels op zijn plaats. Oorzaken en gevolgen van ons gedrag kunnen best complex zijn en niet altijd gemakkelijk te doorgronden. Verhalen kunnen ons mede helpen inzicht te verwerven in oorzaken en gevolgen van ons (mogelijk) gedrag, maar bv. ook zelfreflectie, al dan niet met hulp van deskundigen. De kenmerken/relaties binnen het MRTE-indelingsmodel die je op het Godsbegrip betrekking zou kunnen laten zijn betreffen: - de 4 deelkenmerken_van_informatie: {info} {C} {4} {o} - de overige 3 kenmerken bi-bi ~ {:=}: {waar} {2} {m} M {info} = {onwerkelijkheid} M {waar} = {ware_informatie} R {C} = {verplaatst_deel} T {4} = {buitenverplaatsing} ; geen substantieel deel van het onderwerp T {2} = {binnenverplaatsing} ; dierlijke/menselijke geest E {o} = {veroorzaken} E {m} = {meewerken} ; wie of wat het ondergaat -> _________________________________________________________________________ info deugd ondeugd _________________________________________________________________________ bi/bu bibi bubu _________________________________________________________________________ M. {info} bubi {waar} waarheid {onwaar} R. {C} bibi {C} goede_communicatie T. {4} bubu {2} eigenwaarde/zuiver_geweten/(zelf)kennis E. {o} bibu {m} helpen {t} _________________________________________________________________________ De kern van ons zijn lijkt ons binnenstadium {2} = T2 (uit E) in de vorm van ons geestelijk en lichamelijk leven, waarvan een deel zich niet of weinig bewust voltrekt en daarmee het gevoel geeft bestuurd of gestuurd te worden en dat geldt ook voor een deel van ons geweten en voor onze gevoelens van eigenwaarde. Dat we deze besturing of sturing ook zouden kunnen toeschrijven aan een "God", lijkt weinig verwonderlijk. We laten ons onder meer sturen door: - onze behoeften (bi) - mystieke ervaringen van anderen en/of onszelf (bi en bu) - moraal: een gevoel en weten voor wat wel en niet goed voor ons zou kunnen zijn: de (on)deugden waarmee we een globale richting hebben hoe we ons leven zouden kunnen leven (bu) - omstandigheden (bi en bu) Onze behoeften. Wanneer aan onze primaire behoeften is voldaan, krijgen we aandacht voor wat ons vervolgens gelukkig of gelukkiger kan maken. Een permanent gevoel van geluk lijkt voor niemand haalbaar. Belangrijk blijft aandacht voor een gezonde geest en voor een gezond lichaam en voor onze omgeving, waarbij onze inspaningen daarvoor bij voorkeur ook plezierig zijn, afwisseling en verschillende spelvormen spelen daarbij een belangrijke rol, waarbij we ons deels afsluiten voor de hele werkelijkheid om ons te kunnen concentreren op - en opgaan in (combinaties) van beelden, geluiden, bv. muziek, smaken, geuren, huidprikkels en fantasie binnen een door ons daartoe ontworpen andere werkelijkheid, bv. toneel, film, lezen, hobbies, verenigingen, tuin, natuur, sport. Mystieke ervaringen. Er zijn mensen die in hun leven één of meer mystieke ervaringen hebben. Bij een mystieke gevoel is sprake van een overweldigend gevoel van eerbied en ontzag. De belevings- en denkwijzen ten aanzien van mystieke ervaringen lijken onder meer verbonden met: - persoon extern: - cultuur - historie - situatie - tijdgeest - tijdperk - persoon intern: - bedachte werkelijkheden - behoeften - gehoopte/gewenste werkelijkheden - gevoelens - gevreesde werkelijkheden - leeftijd - vermeende onderwerpen waarop de mystieke ervaringen betrekking hebben - vermeende werkelijkheden - verwachte werkelijkheden Een mystieke ervaring zou min of meer ervaren kunnen worden als: - bovenaards - bovennatuurlijk - bovenzinnelijk - buiten zintuigen en ervaringen om - buitenzintuiglijk - enkel geestelijk, enkel ideëel - godbeleving - godservaring - grensoverschrijdend, verheffend - het mens zijn overstijgen - heilig, sacraal - iets hogers - metafysisch - mystieke ervaring - niet van deze wereld - niet waarneembaar, enkel inbeeldbaar - numineus - onbegrijpbaar, onvatbaar, onkenbaar - oneindig in tijd (eeuwig) en ruimte - religieus - te boven gaan van de werkelijkheid - transcendent - van God - van boven en buiten de wereld Alles wat we menen te beleven/ervaren/kennen/weten over ons lichaam en de wereld daaromheen, betreft altijd informatie, ook ons gevoel betreft een bepaald soort/type informatie. Overweldigende gevoelens van eerbied en ontzag zouden we bv. deels/soms kunnen kenmerken als godsbelevingen, maar ook godsbelevingen betreffen informatie, alles komt tot ons als informatie. Een ingang/manier/methode/weg om iets van godsbelevingen of mystieke gevoelens te begrijpen/doorgronden lijkt via een beter begrip van het fenomeen "informatie" en van de verschijningsvormen van "informatie". Moraal. Het lijkt niet mogelijk om een algemeen geldend goed en kwaad te bepalen, wel hebben we daarvoor globale richtlijnen en we zullen, afhankelijk van de omstandigheden, telkens weer opnieuw keuzen blijven maken. Wel beschikken we over middelen om keuzen te maken en kunnen daarbij ook gebruik maken van specialisaties en hulp. De (on)deugden zijn vindbaar als thema's in verhalen, bijvoorbeeld in de vorm van menselijke beperkingen en - zwakheden, ook in Bijbelse verhalen: - M waar: een kernaspect van onze kennis lijkt de waarheid omtrent een allesomvattend goed en kwaad, maar het lijkt meer waar dat we nooit kennis kunnen en zullen hebben van een absoluut en altijd geldend goed en kwaad, niet van het verleden, niet van het heden en niet van de toekomst. Goed en kwaad is o.m. persoons-, groeps-, cultuur-, plaats-, tijd- en situatiegebonden, een paradijsgevoel is niet eeuwigdurend, maar kan wel bij herhaling gevoeld worden. Het is onmogelijkheid om kennis te hebben of verwerven van een absoluut goed en kwaad, onder meer terugvindbaar in het verhaal van Adam en Eva. - R verplaatst deel: we kunnen en zullen God niet buiten onszelf vinden, God kunnen we herkennen als deugdzame communicatie binnen onszelf, met anderen en met onze omgeving. Het is niet de verbinding of communicatie op zich die deugdzaam is, maar de aard van de verbinding of communicatie, onder meer terugvindbaar in het Bijbelse verhaal van de toren van Babel. - T onszelf: kern op onze levensweg is een gezond lichaam en een gezonde geest, waaronder een zuiver geweten en eigenwaarde. Ons lichaam blijft gedurende ons hele leven onze tempel vanwaaruit we alles voelen, ervaren, kennen en doen, we hebben daarvoor basale richtlijnen en wetten nodig, we kunnen niet alle door ons aangerichte schade herstellen, onder meer terugvindbaar in het Bijbelse verhaal van Mozes, de uittocht uit Egypte en de Tien Geboden. - E meewerken/helpen: we kunnen helpen met aandacht voor onze hele leefomgeving, ook met aandacht voor onze mededieren en dierdiversiteit bij het overleven in de door ons geschapen leefomgevingen die deels niet meer diervriendelijk zijn en dieren met uitsterven bedreigen en/of laten uitsterven, onder meer terugvindbaar in het Bijbelse verhaal van Noach en de ark. Omstandigheden. Via onder meer de politiek hebben we invloed op een eerlijke verdeling van de dingen die we als mens nodig hebben, waarbij we elkaar zo min mogelijk hinderen. We kunnen onze beschaving op een hoger plan blijven tillen door aanhoudende aandacht voor: - het aanmoedigen van eenvoudige, toegankelijk en echte hulp bij de vele problemen die we ondervinden - het ontmoedigen van (ontspannings)vormen die ten koste gaan van de uitvoerenden en/of van anderen END kernschema MRTE END functies van God END kenmerken van de Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsgestalten/Godsvoorstellingen BEGIN functies van informatie binnen de empirische kringloop Objecten als levende cellen, organen en lichamen zijn ingebed in een omgeving waarmee snelle - en adequate uitwisseling en communicatie van levensbelang zijn, waarbij (zeer) trage - en (zeer) snelle cycli een rol spelen in het bewaren van een gezonde balans/evenwicht tussen object en omgeving. Het MRTE-indelingsmodel betreft een amateuristisch experiment, een probeersel, dat geldt dus ook voor de wezenskenmerken van informatie en dat geldt dus ook voor functies van informatie binnen de empirische kringloop. De kern van het bestaan kan wellicht het meest worden gekenmerkt met de: - empirische kringloop = - empirische cyclus = - empirische cirkel Van de empirische kringloop bestaan veel varianten en voorbeelden. Binnen het MRTE-indelingsmodel wordt de T indeling beschouwd als het meest basale schema van de empirische kringloop. Maar de empirisch kringloop is meer dan de basale T indeling. Het MRTE-indelingsmodel en de empirische kringloop. Van de 4 indelingstypen M R T E lijkt T de kernindeling, de M R T indelingen kunnen binnen de T indeling toegepast worden. - De 4 T-stadia (= T-fasen) zijn: {1} input als verplaatsing van buiten naar binnen {2} binnen verplaatsing (= interne verplaatsing) {3} output als verplaatsing van binnen naar buiten {4} buiten verplaatsing (= externe verplaatsing) (INFO) - Elk stadium van de T-indeling bestaat schematisch uit de R-indeling: {A} bron {B} bereik {C} verplaatst deel (INFO) {D} route - Op elk stadium van de T-indeling kan de E-indeling worden toegepast: {o} veroorzaken (INFO) {m} meewerken {t} tegenwerken {g} gevolgen, resulteren - De M-indeling betreft de kenmerken van de betrokken objecten: {werkelijk} {onwerkelijk} (INFO) {waar} {onwaar} De hierboven met (INFO) aangeduide kenmerken betreffen de 4 - essentiële kenmerken van informatie = - fundamentele kenmerken van informatie = - inherente kenmerken van informatie = - intrinsieke kenmerken van informatie = - niet-optionele kenmerken van informatie = - non-optionele kenmerken van informatie = - wezenlijke kenmerken van informatie = - wezenskenmerken van informatie Op informatie kunnen heel veel kenmerken van toepassing zijn, maar alleen de wezenskenmerken maken deel uit van het wezen (definitie) van informatie. Bezien vanuit de empirische kringloop lijkt binnen elk stadium van de T indeling een wezenskenmerk van informatie (INFO) in het bijzonder functioneel, waarbij de relatie is afgeleid van de 4 configuraties van bi en bu. Wanneer we de empirische kringloop, bijvoorbeeld beschouwd als waarnemer S binnen een omgeving, dan lijken de 4 vormen van INFO binnen de verschillende stadia van de empirische kringloop weer te geven op welk kenmerk (M R T E) de nadruk ligt: {1} input staat in het teken van M: werkelijkheid -> INFO als {onwerkelijk} {2} binnen verplaatsing staat in het teken van R: verbinding van informatie binnen S door verplaatsingen van INFO als {C} {3} output staat in het teken van E: de waarnemer S geeft vorm aan de omgeving door INFO als {o} {4} buiten verplaatsing staat in het teken van T: de waarnemer S kent de omgeving door INFO als {4} T lijkt het basale schema van de empirische kringloop. De 4 vormen van INFO uit M R T E binnen de 4 fasen/stadia van T zijn vormen van niet-optionele kenmerken van informatie met bijpassende (uit dezelfde M R T E) wel-optionele kenmerken van informatie: {1} bubi input staat in het teken van M: - niet-optionele kenmerk: werkelijkheid -> INFO als {onwerkelijk} - wel-optioneel kenmerk: waar <-> onwaar {2} bibi "binnen verplaatsing" staat in het teken van R: - niet-optionele kenmerk: verbinding van informatie binnen S door verplaatsingen van INFO als {C} via {D} - wel-optioneel kenmerk: bron <-> bereik {3} bibu output staat in het teken van E: - niet-optionele kenmerk: de waarnemer S heeft invloed op de omgeving door INFO als {o} t.o.v. {g} - wel-optioneel kenmerk: meewerken <-> tegenwerken {4} bubu "buiten verplaatsing" staat in het teken van T: - niet-optionele kenmerk: de waarnemer S kent de omgeving door INFO als {4} binnen {2} - wel-optioneel kenmerk: input <-> output Misschien zou je bovenstaande kunnen opvatten als: de werkelijkheid {4} kan alleen vermoed worden als concepten/info/modellen binnen {2}, o.i.v. voortdurend snelle afwisselingen van input en output tussen waarnemend orgaan/device en elk denkbare omgeving. De empirische kringloop kan beschreven worden als methode voor wetenschappelijk onderzoek, maar mogelijk is de meest basale versie van de empirische kringloop een door evolutie ontstane methode voor alle levensvormen om zich een (on)bewuste "voorstelling" te maken van de werkelijkheid, welke informatie onmisbaar is voor de omgang met de omgeving als zijnde het eigen lichaam, alsook de omgeving van het eigen lichaam. De koppeling van M R T E aan 1 2 3 4 van T wordt bepaald door de projectie van info per M R T E op 1 2 3 4 van T. De 4 archetypische cycli van MRTE worden geprojecteerd op de 4 stadia (1 2 3 4) van T, in elk stadium van T is met name M R T of E van toepassing bij de informatie-vorming over de werkelijkheid: 1: M beoordeling van binnenkomende signalen/prikkels: (on)echt (on)waar 2: R de constructie van een gehele "beelden" van binnenkomende signalen: A B C D 3: E o g m t van het eigen gedrag 4: T de te verwachten feedback van de omgeving bij het "voorgenomen" eigen gedrag: 1 2 3 4 END functies van informatie binnen de empirische kringloop BEGIN Focus/nadruk/projectie van de indelingen van MRET binnen T (T als 3 4 1 2) T concreet als 3 4 1 2: 3. bewegende delen van subject S naar omgeving: output 4. bewegende delen binnen omgeving 1. bewegende delen van omgeving naar subject S: input 2. bewegende delen binnen subject S M abstract 3. echt : info->echt 4. onwaar : buiten laten van onwaar 1. info : echt->info 2. waar : opslaan van waar, ook als het waar is dat iets belangrijks onwaar is R abstract 3. zender 4. medium 1. ontvanger 2. verplaatste delen als boodschap/info E abstract 3. veroorzaken/info 4. tegenwerken 1. resulteren 2. meewerken T abstract 3. uiten 4. nieuws/info 1. waarnemen 2. denken -> BEGIN empirische kringloop als 3 4 1 2 3. M echt : info->echt 3. R zender 3. E veroorzaken/info 3. T uiten 4. M onwaar : buiten laten van onwaar 4. R medium 4. E tegenwerken 4. T nieuws/info 1. M info : echt->info 1. R ontvanger 1. E resulteren 1. T waarnemen 2. M waar : opslaan van waar, ook als het waar is dat iets belangrijks onwaar is 2. R verplaatste delen als boodschap/info 2. E meewerken 2. T denken END empirische kringloop als 3 4 1 2 NB - Binnen de empirische kringloop lijkt met name info geprojecteerd te kunnen worden op - T als 1 2 3 4 en/of - T als 3 4 1 2 maar wellicht dat je alle indelingen van MRTE kunt projecteren op T, zoals hierboven geschematiseerd binnen de kaders: - BEGIN empirische kringloop als 3 4 1 2 - END empirische kringloop als 3 4 1 2 - Indien je onderwerpen wilt beschrijven m.b.v. het MRTE-indelingsmodel, dan zou je dat kunnen doen in de volgorde TREM, waarbij je de T-indeling kunt laten beginnen bij bv. 1 of 3, maar bv. ook bij 2 of 4 en kunt laten eindigen na één of meer (on)volledige cycli. Per T beschrijf je R en per R beschrijf je E en per E beschrijf je M. Ook zou je ervoor kunnen kiezen om elk van de indelingen van MRTE te beschouwen als archetypische cycli, waarbij geldt: - de MRTE-indelingen genoemd onder 3 betreffen een begin - de MRTE-indelingen genoemd onder 1 betreffen een einde - de MRTE-indelingen genoemd onder 4 en 2 betreffen min of meer gelijktijdige tussenliggende stadia. END Focus/nadruk/projectie van de indelingen van MRET binnen T (T als 3 4 1 2) END veel te ver gezochte verklaring? - END waarom komen deelkenmerken_van_informatie in 4 verschillende configuraties bi/bu voor? - END Informatie per kenmerk MRTE END informatie BEGIN biologisch indelingsmodel Het MRTE-indelingsmodel zou een voorbeeld kunnen zijn van een: biologisch indelingsmodel = natuurlijk indelingsmodel = indelingsmodel volgens gangbare indelingsbeginselen, zoals mens en dier de wereld met overeenkomstige begrippen of basiskenmerken zouden kunnen "begrijpen". De meest basale detectie/identificatie door een organisme van de wereld lijkt te zijn het fenomeen "plaats" en daarvan afgeleid het begrip "plaats" en daarvan afgeleid: - binnen (bi) - en buiten (bu) het organisme. - geen (N) - en wel (W) verplaatsing. Geen verplaatsing (N) zou door een organisme kunnen worden herkend aan datgene (fenomeen, gebeuren, gedaante) wat op dezelfde plaats blijft, wanneer de waarneming/perceptie van het organisme zich verplaatst/beweegt, bijvoorbeeld door: - verplaatsing van het organisme en daardoor verplaatsing van de zintuigen - verplaatsing van de zintuigen, bijvoorbeeld heen en weer bewegen - verschillende plaats van meer (dezelfde soort) zintuigen, bijvoorbeeld door het hebben van 2 ogen, 2 oren, 2 neusgaten, 2 tonghelften - verschillende plaats voor de registratie van zintuiglijke prikkels, bijvoorbeeld 2 hersenhelften Wel verplaatsing (W) zou door een organisme kunnen worden herkend aan datgene (fenomeen, gebeuren, gedaante) wat NIET op dezelfde plaats blijft, wanneer de waarneming/perceptie van het organisme zich NIET verplaatst/beweegt. Een verdere verfijning/ontwikkeling van het vermogen om de omgeving te herkennen, zou kunnen zijn: het herkennen van de relaties tussen bi en bu, alsook tussen N en W, waarbij het abstraherend vermogen is uitgebreid van: - relaties tussen fenomeen en zelf (bi bu W N) naar - relaties tussen fenomenen, (configuraties van bi bu W N als in M R T E). Nogmaals: de beschrijving van het MRTE-indelingsmodel betreft slechts ideevorming: zou het (deels) zo kunnen zijn? END biologisch indelingsmodel END Gebruikte betekenissen De woordenlijsten van het MRTE (indelingsmodel voor een) systematisch woordenboek bevatten 220.000 unieke woorden en 60.000 unieke uitdrukkingen en korte zinnen. Een retrogade woordenlijst wordt aangeduid met rijmwoordenlijst en niet met retrogade woordenlijst. Van rijm (gelijkheid van klank) bestaan veel varianten. Het onderscheid van het MRTE (indelingsmodel voor een) systematisch woordenboek en andere systematische woordenboeken lijkt vooralsnog: - MRTE is een poging tot een verklaarde symmetrische begrippenstructuur gebaseerd op het basisbegrip "plaats" waarvan afgeleid 2x2 afgeleide basisbegrippen: - wel/niet binnen - wel/niet verandering - MRTE kan worden beschouwd als een ruwe amateuristische schets voor een: - indelingsmodel voor begrippen - model voor een systematisch woordenboek - conceptueel model van de werkelijkheid - communicatiemodel - definitiestructuur - informatiestromenmodel - de lijsten bevatten ook opsommingen van (voorzetsel/voorzetsel/..)werkwoord = (vz/vz/..)ww - woordsoorten (ww zn bw/bn/vz/vw/..) staan op 1 regel - lijstnamen als {thema}{thema}.. -> naast indeling volgens MRTE-model ook direct af te leiden indelingen volgens thema's. - aparte lijsten voor betrekkelijk veelvoorkomende subindelingen/thema's: {vvav} = voorvoegsels en achtervoegsels {tw} = tussenwerpsels en/of korte zinnen {typen} = soorten {termen} = woorden binnen woordgebruiksgebied {(te_)veel} ; kan wellicht deels ook worden beschouwd als {:>} {(te_)weinig} ; kan wellicht deels ook worden beschouwd als {:<} {niets} ; kan wellicht deels ook worden beschouwd als {:<} {ondergaan} ; kan wellicht deels ook worden beschouwd als {g} of als {2} - met de indelingen van MRTE kun je wellicht ook het begrip "informatie" van een definitie voorzien, ook als voorbeeld hoe we als wezens het onderscheid zouden kunnen maken tussen werkelijkheid en informatie. - De indeling van T in 4 fasen/stadia van verplaatsing/transport lijkt ook zichtbaar in de beschrijvingen van cycli die werkprocessen aanduiden. Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven van (sterk) schematische indelingen van cycli, waarbij elke fase (stadium) (deels) gevolg is van de vorige en oorzaak van de volgende. Van onderstaande cycli bestaan legio varianten, maar wellicht zijn de cycli deels herleidbaar naar de archetypen T-indeling en E-indeling, waarbij de E-indeling (= indeling in oorzaak-methode-gevolg) (deels) verwerkt lijkt in de T-indeling (= indeling in 4 soorten verplaatsingen: input, output, inwendige- en uitwendige verplaatsing). Fase 4 (= verplaatsing buiten subject S) wordt vaak aangeduid met het denken over fase 4 (= hernieuwde fase 2), omdat we de kennis over fase 4 pas kennen na hernieuwde waarneming (= hernieuwde fase 1), vandaar o.m. de aanduiding "evaluatie" in fase 4, terwijl wordt bedoeld: de werkelijke gebeurtenis in fase 4. De stadia binnen onderstaande cycli betreffen: - opeenvolgende stadia, die elkaar niet of nauwelijks overlappen en/of - processen die bijna - of volledig gelijktijdig plaatsvinden Voorbeelden van cycli: Goederen/data transport. 1) Goederen/data transport van buiten naar binnen 2) Goederen/data transport binnen 3) Goederen/data transport van binnen naar buiten 4) Goederen/data transport buiten Reis. 1) Heenreis 2) Bestemming, bezoek 3) Terugreis 4) Thuisbasis Communicatie. 1) Uitdrukking door object_2, observatie door object_1 2) Analyse en synthese binnen object_1 3) Uitdrukking door object_1, observatie door object_2 4) Analyse en synthese binnen object_2 Bezoek aan huisarts. 1) Client informeert huisarts: anamnese 2) Huisarts bepaalt de aandoening: diagnose 3) Huisarts informeert de client: prognose 4) Client behandelt zichzelf: medicatie Gebruik van een DBMS. 1) Data-invoer 2) Programma run 3) Data-uitvoer 4) Data-gebruik Bouw van een DBMS 1) Toevoegen van programma's en data voor DBMS 2) Mutatie van programma's en data voor DBMS 3) Verwijdering van programma's en data uit DBMS 4) Verzamelen van programma's en data voor DBMS Voedsel cyclus 1) Voedsel van plant naar consument 2) Voedsel gebruik binnen consument 3) Voedsel van consument naar plant 4) Voedsel gebruik binnen plant Produceren. 1) Kennismaken_met behoeften (verkennen en verzamelen van benodigdheden) 2) Ontwikkelen 3) Productie 4) Gebruiken Uitvoering. 1) Doel 2) Plan 3) Uitwerking/implementie 4) Evaluatie n.a.v. feedback/terugkoppeling Onderzoek. 1) Instructie w.o. probleemstelling en methode van onderzoek 2) Uitvoering w.o. interpretatie, conclusie en aanbeveling 3) Presentatie w.o. feedback/terugkoppeling 4) Evaluatie n.a.v. feedback/terugkoppeling Bijwonen van een lezing. 1) Attentie van toehoorders lezing 2) Introductie van lezing 3) Lezing 4) Nabespreking met toehoorders Redevoering. 1) Aanhef = Exordium 2) Uiteenzetting = Narratio 3) Bewijsvoering = Argumentatio 4) Slotbeschouwing = Peroratio Lezen van een rapport. 1) Voorwoord 2) Inleiding 3) Uiteenzetting 4) Nawoord Schoollesvoorbereiding. 1) Motivatie 2) Schematisatie 3) Uiteenzetting 4) Evaluatie n.a.v. feedback/terugkoppeling Empirische cyclus. 1) Waarneming 2) Inductie en reductie 3) Toetsen 4) Evaluatie n.a.v. feedback/terugkoppeling Deelname als persoon C aan S i.d.v.v. bv. een bedrijf/club/groep/instelling/onderneming/school/vereniging. 1) Aanmelden 2) Participeren 3) Afscheid_nemen/verlaten/vluchten 4) Mijden Transactionele analyse = TA = OVK-model (persoonlijkheidstheorie en psychotherapeutische behandelmethode) (niet exact gelijk, maar aangepast aan de T-indeling). 1) Kind : onbevooroordeeld waarnemen, verkennen en onderzoeken 2) Ouder : bevooroordeeld naleven/volgen van geboden, levens(on)wijsheid, moraal, normen, regels, verboden, voorschriften, wetten. 3) Volwassene : onderzoeken, nadenken en doen met inachtneming van - en respect voor je omgevingswereld want: - alleen afgaan op het onbevooroordeeld waarnemen is natuurlijk vaak onverstandig - alleen afgaan op het bevooroordeeld geheugen is natuurlijk vaak onverstandig 4) Inverse 1-3) : omgevingswereld De 3 Godsbeelden/Godsgedaanten/Godsvoorstellingen in de Christelijke religie (niet exact gelijk, maar aangepast aan de T-indeling). 1) Heilige Geest: onbevooroordeeld waarnemen, verkennen en onderzoeken (verlichting) 2) Vader : bevooroordeeld naleven/volgen van geboden, levens(on)wijsheid, moraal, normen, regels, verboden, voorschriften, wetten. 3) Zoon/Jezus : onderzoeken, nadenken en doen met eerbied voor je kwetsbare naasten/medemensen/omgevingswereld want: - alleen afgaan op het onbevooroordeeld waarnemen is natuurlijk vaak onverstandig - alleen afgaan op het bevooroordeeld geheugen is natuurlijk vaak onverstandig 4) Inverse 1-3) : omgevingswereld De 3 kernwaarden in de Christelijke religie. (niet exact gelijk, maar aangepast aan de T-indeling) 1) Geloof : de juiste inzichten geloven (verleden) 2) Liefde : kennis m.b.t. o.a. bescherming, veiligheid, troost, gezondheid (heden) 3) Hoop : hoopgevende voornemens (toekomst) 4) Inverse 1-3) : omgevingswereld Godentriaden. 1) Kind god 2) Vader god 3) Moeder god 4) Mensenwereld en spiegeling Menselijke - en dierlijke geest. 1) Willen 2) Geheugen 3) Verstand 4) Omgeving: lichaamsintern en lichaamsextern Eten en drinken. 1) Eten en drinken 2) Verteren 3) Stoelgang 4) Energie gebruik tijdens actie/doen/werken Lichaamsfuncties. 1) Lichaamsopbouw (in het bijzonder: scheppen, geboorte) 2) Lichaamsleven (in het bijzonder: beschermen, leven) 3) Lichaamsafbouw (in het bijzonder: vernietigen, dood) 4) Lichaamgebruik Schijngestalten van de maan. 1) Wassende maan 2) Volle maan 3) Krimpende maan 4) Nieuwe maan Tijdperspectief, eenheid van mens-zijn, bestaanscyclus. 1) Verleden vergelijk bv. lijst_T_{periode}{:<}{tot} lijst_E_{o}{verleden}... (E_in_T) 2) Heden, nu vergelijk bv. lijst_T_{periode}{:=}{heden} lijst_T_{periode}{binnen} lijst_T_{periode}{:=}{samenvallen} 3) Toekomst vergelijk bv. lijst_T_{periode}{:>}{vanaf} lijst_E_{g}{toekomst}... (E_in_T) 4) Omgevingsinverse vergelijk bv. lijst_T_{periode}{buiten} lijst_T_{periode}{:!}{niet_samenvallen} lijst_T_{periode}{:!}{overgang} Situatieafhankelijke gerichtheid als persoonskenmerk. 1) Introvert 2) Tussenvorm 3) Extrovert (= extravert) 4) Omgevingsinverse Archetypen/oerbeelden. 1) De tijdcyclus 1-4 als model van de werkelijkheid: hoe we de wereld, w.o. onszelf ervaren/zien 2) Het in ons geheugen genestelde/geprente model van de ouder-kind relatie (verleden, heden toekomst) 3) De vormgevingen van de ouder-kind relatie in ons (latere) gedrag 4) Omgevingsinverse Morele balans of moreel evenwicht. 1) God of "het leven" heeft jou uitgekozen (je bent de winnaar van de bevruchting), je bent Gods gekozene, Gods bevoorrechte, Gods kind 2) Je bent en wordt, net als "het brood", gezegend en gebroken: je ervaart vreugde en verdriet, genot en pijn, winst en verlies, lief en leed, wel en wee 3) Jouw opgave/plicht/taak/verantwoordelijkheid als Gods gekozene, is om goed te zijn voor jezelf, voor jouw naasten en voor jouw leefomgeving 4) Omgevingsinverse Projectfasen/stappenplannen. 1) advies/initiatief/opdracht (en acceptatie) 2) a. tav. 1) analyse/onderzoek/oriëntatie/verdieping/verkenning (en diagnose) b. tav. 3) ontwerp/opzet/plan/voorbereiding (en beslising/keuze van aanpak) 3) implementatie/ontwikkeling/realisatie/uitvoering (en oplevering/overdracht/presentatie) 4) beheer/borging/exploitatie/handhaving/instandhouding/nazorg/onderhoud/verbetering (en gebruik) Moira (mythologie): drie deelvormen, drie schikgodinnen, drievuldigheid, drievoudigheid, godentriade. 1) Klotho: de weefster, schepster 2) Lachesis: de verdeelster, handhaafster, instandhoudster 3) Atropos: de onafwendbare, vernietigster 4) Mensenwereld en spiegeling Hindoeïsme, Trimurti, Ishvara. 1) Brahma: de schepper (ontstaan) 2) Vishnoe: de instandhouder (instandhouding) 3. Shiva: de verwoester (vergaan) 4) Mensenwereld en spiegeling Planten verbouwen. 1) Planten zaaien 2) Planten laten groeien 3) Planten oogsten 4) Planten consumeren Werken. 1) Inwendig veroorzaakt/gestimuleerd/gemotiveerd/geprikkeld worden 2) Inwendig werken 3) Uitwendig veroorzaken/stimuleren/motiveren/prikkelen 4) Uitwendig laten werken (een ander of je eigen lichaam) Aandachtspunten: - De stadia uit bovenstaande cycli kunnen niet altijd met elkaar worden vergeleken. - T is in beginsel niet meer dan 4 typen verplaatsingen, die samen de T-cyclus vormen. - T kun je wel uitbreiden met aspecten uit bv. de E-cyclus, je kunt dan spreken van E_in_T Aspecten uit bv. E (bv. vergroten/bouwen <-> verkleinen/afbreken) kunnen in T verwerkt zijn. - Hoewel T1 in de vormen {ingaan} {koppelen} en {omhullen} als gevolg kunnen hebben: {vergroten}, hoort {vergroten} niet bij T1, maar bij {m}, want T heeft betrekking op verplaatsingen en niet op gedaanteveranderingen van een object. Je kunt de indelingen van cycli gebruiken bij het gesproken of schriftelijk weergeven van informatie, bijvoorbeeld bij het maken van een indeling in hoofdstukken. Bij een hoofdstukindeling kun je bijvoorbeeld ook 2 cycli (van E_in_T) haaks op elkaar plaatsen, zodat je 16 hoofdstukken krijgt, bijvoorbeeld bij het maken van een gebruiksproduct met een duidelijke input en output, bijvoorbeeld een DBMS, per gebruikscyclus: de maakcyclus: - Gebruikcyclus: 1. Input subindeling: 1-4 van de maakcyclus 2. Interne verwerking subindeling: 1-4 van de maakcyclus 3. Output subindeling: 1-4 van de maakcyclus 4. Externe verwerking, w.o. gebruik van de output subindeling: 1-4 van de maakcyclus - Maakcyclus: 1. Doel 2. Opzet/plan 3. Uitwerking: bouw/maak 4. Controle/evaluatie Het lijkt erop dat Godszoekers/Godzoekers uitkwamen op min of meer vergelijkbare indelingsprincipes van min of meer gelijktijdig plaatsvindende stadia: de empirische kringloop, namelijk drie stadia met als vierde stadium: de inverse/spiegeling van stadia 1-3, met een grote diversiteit aan verschillende vormen. De kern van de Goddelijke drie-eenheid/drievuldigheid/drievoudigheid/triniteit lijkt gelegen in de wisselwerking tussen een (levend/dierlijk/menselijk) object en de objectomgeving: de tijdcyclus, vergelijkbaar met de empirische cyclus, bestaande uit vier stadia, waarvan het vierde stadium de inverse (omgeving) is van de eerste drie stadia. Voor de - circumcessio - co-inherentie - drie-eenheid - drievoudigheid - drievuldigheid - godentriade - perichoresis (rondgang) - triniteit bestaan verschillende symbolen met bijbehorende deels verschillende betekenissen, vindbaar bij verschillende culturen. Denkbaar is dat de drie-eenheid is gebaseerd op het archetype/oerbeeld van ons mens-zijn in relatie tot onze omgeving: we proberen een goede draai te geven aan drie bewegingsrichtingen, ook wel drie opeenvolgende stadia: 1. ervaren/ondervinden, w.o. willen 2. geheugen 3. (nadenken over) herscheppen van onze omgeving, waaronder ons lichaam (4. onze omgeving doet hetzelfde in omgekeerde richting) Het kan zijn dat culturen dit archetype/oerbeeld van elkaar hebben afgekeken, maar net zo denkbaar is dat elke cultuur, mens of dier vanuit eigen ervaring zich hiervan min of meer bewust is en er een eigen invulling aan geeft. De betekenissen van de stadia 1-3 stemmen niet altijd overeen, omdat je veel betekenissen kunt toekennen aan de wisselwerking tussen object en objectomgeving, bv.: - concrete opbouw, verwerking en afbraak van min of meer noodzakelijke elementen - concrete aanvoer, verwerking en uitvoer van min of meer noodzakelijke elementen - informatieve opbouw, verwerking en afbraak van min of meer noodzakelijke elementen - informatieve aanvoer, verwerking en uitvoer van min of meer noodzakelijke elementen Ook object en omgeving kunnen een concrete - of meer abstracte betekenis hebben. De eenheid tussen de drie stadia lijkt weinig betoog te behoeven, de verwevenheid is groot, mede omdat het niet alleen gaat om de pure T-indeling, maar met name ook om de E-indeling (oorzaak, meewerken, tegenwerken en gevolg) binnen elk T-stadium 1-4. De als schema uiterst triviale en basale boodschap waar het voor de mens om lijkt te gaan is in de vormgeving tevens uiterst divers en complex met oneindige verschijningsvormen en kan in de kern wellicht omschreven worden als: - we zijn een concrete - en informatieve eenheid van input, processing en output (invoer, verwerking en uitvoer), voor levende wezens bv. te omschrijven als (zindelijk, deugdelijk): 1. waarnemen en nemen/ontvangen 2. geheugen, w.o. moraal en levenservaring 3. verstandig/volwassen nadenken (t.a.v. verleden, nu en toekomst) en verstandig/volwassen doen en geven - de drie stadia zijn niet enkel verplaatsing, maar ook is gedaanteverandering (oorzaak, meewerken, tegenwerken, gevolg) binnen elk stadium betrokken en wellicht treedt in elk stadium het daaraan mogelijk verbonden type informatie meer op de voorgrond: 1. van werkelijkheid naar informatie {info} 2. doorgeven/routering van informatie {c} 3. onze inbreng/invloed/verantwoording {o} - we zijn omgevingsafhankelijk en we zullen het moeten doen met onszelf en met onze omgeving, waarbij de deugdelijke/zindelijke middelen (deugden) lijken: - waarheid - goede_communicatie - eigenwaarde/zuiver_geweten/(zelf)kennis - beschermen/helpen Menselijke bijeenkomsten bestendigen het "heilige beeld/symbool": we krijgen meer zicht en worden zichtbaarder en verbinden ons binnen onze gemeenschap van mensen: luisterend, pratend, zingend, doend, lerend en vermakend. God lijkt een begrip waarvan de betekenis ongeveer zou kunnen zijn dat we het goede/menselijke/deugdelijke/zindelijke zelf een onderdak/plaats/ruimte kunnen bieden binnen de verschillende gelijktijdige cyclische stadia van waarnemen, denken en doen in ons leven, omdat dit het enige is wat we zelf kunnen doen en waar we zelf voor verantwoordelijk zijn. Binnen het archetype van de drie-eenheid bevindt zich ook (de diepte van) ons bestaan, ons zielenleven met (diepe) (gevoelens van) bv. willen (liefde en haat), reacties (erkenning en miskenning), eigenwaarde (prestige en schuld). Het toelaten van min of meer gelijktijdige aandacht voor - en streven naar het goede/werkzame voor jezelf (geestelijk en lichamelijk) en verwanten, kunnen onze gevoelens van zelfrespect/eigenwaarde helpen. Geloof in een God of goden kan ontstaan en/of worden versterkt en/of moeilijk worden weerstaan door de kalmerende/ontstressende werkingen van bv. (vermeende): - antwoorden op levensvragen - baat bij hetzelfde geloof binnen een cultuur - dromen en/of hallucinaties kunnen de indruk geven dat er sprake is van een andere minder toegankelijke werkelijkheid, mede door vermenging met indrukken uit de werkelijkheid, bv.: - minder goede gewetens kunnen ons het gevoel laten bekruipen dat we op velerlei wijzen worden belaagd - sterke wensen of - afkeren, angsten en haat kunnen dromen en hallucinaties sterk inkleuren en heftige herinneringen achterlaten in ons geheugen - in onze dromen denken we te praten met anderen. - op den duur kan minder duidelijk/helder worden of we bepaalde ervaringen hebben beleefd of gedroomd - eerbied voor ouders en/of cultuur en/of gezag met hetzelfde geloof - eeuwenoude leeftijd van het geloof - het hebben van een discrete welwillende en wijze gesprekspartner - hoop op hulp van buitenaf - hoop op leven na de dood, geloof is bv. ook een bewijs van goed gedrag - horen bij - en gewaardeerd worden door de groep geloofsgenoten, deelname aan geloofs- en/of wereldlijke activiteiten, bv. het gezamelijk doen en beleven van riten en gebruiken binnen een dienst/godsdienstbijeenkomst om uitdrukking te geven aan een gezamelijk gevoeld ontzag voor God(swerkingen) of goden(werkingen) en daarmee versterking van ons gemeenschapsgevoel - inbedding van moraal binnen het geloof, er lijkt sprake van zin van het leven of van jouw leven en er lijkt sprake van een absoluut goed en kwaad - nadruk op tevredenheid met wat je (nog) hebt: gezondheid, familie, bezit - natuurlijke, bekende en vertrouwde structuur: ouder-kind, ouderliefde, we blijven terugverlangen naar het hulpeloze kind-zijn/kind-blijven, het in de vorm van o.a. riten/spel/symbolische_handelingen herbeleven van bemoedigende/beschermende/gerustellende/troostende/zorgende gevoelens en herinneringen van jouw ouder-kind relatie, een universeel diep gewortelde behoefte, waarmee je de spanning van deze niet altijd bewuste krachtig emotionele gevoelens van hulpeloosheid en onmacht bevrijdt/de_ruimte_geeft/een_uitlaatklep_geeft/ontlaadt - persoonlijk beelden bij het geloof - verklaring voor (het ontstaan van) het heelal, de natuur en het leven - verklaring voor aspecten van de weinig begrepen werking van informatie ; van lang niet alle informatie die ons aanraakt, bereikt, pakt, ontroert, soms ook belaagd en bestookt, kunnen we de herkomst duiden - verklaring voor de waakzaamheid van onze geest en ons lichaam over ons - verklaring voor een veelheid aan (soms tegenstrijdige) driften, plichtgevoelen, verlangens, wensen - verklaring voor mystieke ervaringen en mystieke gevoelens De archetypen/oerbeelden van het menselijk bestaan lijken samen te vallen met (interactie tussen) de 4 basiskenmerken van ons bestaan en de daaruit af te leiden kenmerken, waarvan de in dit verband toegekende namen zijn: Materie, Ruimte, Tijd en Energie: 1. Materie: wat is (on)echt en wat is (on)waar? Hiertoe hoort bv. het onderscheid tussen echt en info: aards <-> kerkelijk bestaand <-> niet-bestaand concreet <-> abstract doewereld <-> denkwereld echt <-> spel feitelijkheid/feit/feitelijk <-> denkbeeldigheid/denkbeeld/denkbeeldig fysisch <-> metafysisch hardware <-> software intuïtie/intuïtief <-> analyse/analytisch letterlijk <-> figuurlijk/overdrachtelijk lichaam/lichamelijk <-> zintuigen/zintuiglijk mensen <-> goden natuurlijk <-> bovennatuurlijk non-fictie <-> fictie praktijk <-> theorie real_life <-> no_real_life realiteit/werkelijkheid <-> model/informatie stoffelijk <-> onstoffelijk tastbaar <-> ontastbaar vlees/vleselijk <-> geest/geestlijk werkelijk <-> onwerkelijk 2. Ruimte: wat is ons vertrekpunt, wat is onze bestemming, welke route volgen we en waarmee? Hiervan afgeleid zijn bv. - de vragen: wat, waar en hoe zijn we na ons overlijden? - eeuwigheidsvragen - onze levensweg - toekomstdromen/toekomstwensen 3. Tijd: in combinatie met Energie: de empirische cyclus en daarvan afgeleid de verschillende godentriaden of Drie-eenheid. De tijdcyclus 1-4 (of 1-3) als 4 typen {1} {2} {3} {4} van (informatie)bewegingen of (informatie)verplaatsingen, waaronder ook ons geheugen {2}, waarbinnen ook onze (eerste) ervaringen zijn opgeslagen, waaronder de (vormgeving van) de ouder-kind relatie en daaruit voortvloeiend de vormgeving van de ouder-kind relatie. De vormgeving van de ouder-kind relatie is voor ieder mens en dier verschillend en bepalend voor (later) in het gedrag vergelijkbare (omkeerbare) vormen van hulp en bescherming {m} binnen relaties of rollen, ook als deel van onze Godsbeelden. 4. Energie: Wat zijn de oorzaken, wat zijn de gevolgen, wat is goed en kwaad? De ouder-kind relatie is een voorbeeld waarin deze 4 aspecten van E nadrukkelijk zichtbaar worden. ------------------------------------------------------------------ BEGIN deugden <-> ondeugden ------------------------------------------------------------------ Een deugd zou je kunnen omschrijven als goed doen voor een ander (ook met de blik naar de toekomst), waarbij je jezelf (een beetje) moet wegcijferen, bv. omdat je er moeite voor moet doen of omdat je er iets voor moet inleveren. meer abtract: ------------------------------------------------------------------ deugden <-> ondeugden ------------------------------------------------------------------ vertrouwen_geven <-> wantrouwen_geven respect_tonen <-> disrespect_tonen hoffelijkheid <-> onhoffelijkheid beleefdheid <-> onbeleefdheid ------------------------------------------------------------------ meer concreet: ------------------------------------------------------------------ deugden <-> ondeugden ------------------------------------------------------------------ eerlijk_zijn <-> oneerlijk_zijn sociaal_zijn <-> asociaal_zijn helpen <-> in_de_steek_laten beschermen <-> stuk_maken ------------------------------------------------------------------ Kanttekeningen: - Deugden kunnen nooit absoluut zijn, het is niet redelijk om met je deugdzame gedrag jezelf of anderen te veel weg te cijferen of te beschadigen. - Tegenover gedrag dat wordt aangemerkt als ondeugd, kun je hetzelfde gedrag deels/soms ook positief benaderen. Bijvoorbeeld de zeven hoofdzonden: - ijdelheid <-> trots - gierigheid <-> zuinigheid, rentmeesterschap - lust <-> ontspanning: dierlijke/menselijke lusten binnen aanvaardbare grenzen regelmatig bevredigen - jaloezie <-> gevoel voor rechtvaardigheid - gulzigheid <-> genieten van eten en drinken - woede <-> asertiviteit - luiheid <-> aandacht voor - en genot van elkaar, de goede dingen, gezelligheid, geen verspilzucht - Woorden die verwijzen naar (te) (veel) bewogenheid en/of deugdelijk/sociaal gevoel en/of - gedrag: Florence_Nightingale Joris_Goedbloed aandoening aangrijpendheid aangrijping affabiliteit affect affectabiliteit affectie affectiviteit altruïsme altruïst attentheid barmhartigheid begrip begripsvermogen beleefdheid beminnelijkheid benevolentie beroering beschavingsideaal bescheidenheid betamelijkheid bonhomie clementie comitas_gentium compassie cordialiteit correctheid coulance coulantheid courtoisie cultuur cultuurmens de_kwaadste_niet decentie deemoed deemoedigheid deugdzaamheid een_dame een_echte_dame een_echte_heer een_goed_hart een_goed_mens een_gouden_hart een_groot_hart een_hart een_hart_in_je_lijf een_hart_van_goud een_heer een_klein_hartje een_menselijk_gezicht een_ruim_hart een_warme_uitstraling eerbaarheid empathie engeltje erbarmelijkheid erbarmen erbarming ethos fatsoen fatsoenlijkheid fijnbesnaardheid fijne_pik fijngevoeligheid fijnzinnigheid galantheid gastvrijheid gedienstigheid gedistingeerdheid gemanierdheid gemoedelijkheid genade genadewerk genadigheid genegenheid generositeit gentleman gepastheid gevoel gevoeligheid goedaardigheid goedbloed goeddoener goede_manieren goede_werken goederd goedertierenheid goedgeefsheid goedgezindheid goedhals goedhartigheid goedheid goedheilig_man goedigheid goedmens goedmoedigheid goedwillendheid goedzak goedzakkigheid goeie_sul goeierd goeiigaard goeiigheid grootmoedigheid gutmensch hartelijkheid hartroerendheid heer hoffelijkheid hospitaliteit humaniteit inlevendheid inleving inlevingsvermogen innemendheid innigheid jovialiteit karakter karakterjongen karaktermeid liefderijkheid liefheid mededogen mededogendheid medegevoel medeleven medelijden meedogendheid meegevoel meeleven meelevendheid meelij meevoeling menselijkheid mensenplicht mensenvriend menswaardigheid milddadigheid mildheid minnelijkheid minzaamheid moederfiguur navoeling netheid nobelheid onbaatzuchtigheid ontroering onzelfzuchtige onzelfzuchtigheid oorbaarheid ootmoed ootmoedigheid piëteit plichtpleging positieve_gezindheid rachmones raking rechtgeaardheid ridderdeugden ridderideaal ridderlijkheid roering royaliteit ruimhartigheid schappelijkheid sensitiviteit sociabiliteit socialiteit solidariteit teerhartigheid the_milk_of_human_kindness toegedaanheid toegewijdheid ubuntu vaderfiguur vergevensgezindheid vergevingsgezindheid verheffing verhevener_doelen vermenselijking vervangend_schuldgevoel volraking volschieting voorbeeldigheid voorkomendheid vriend/vriendin vriendelijkheid weg-met-onsmentaliteit weldaad weldadigheid weldoener/weldoenster welgeaardheid welgemanierdheid welgezindheid wellevendheid welmenendheid welvoeglijkheid welwillendheid zachtaardigheid zachtzinnigheid zelfopoffering zelfverloochening ------------------------------------------------------------------ END deugden <-> ondeugden ------------------------------------------------------------------ ------------------------------------------------------------------ BEGIN Toelichting bij methoden {mt} = {werkwijzen} ------------------------------------------------------------------ De objecten {m} en {t} vormen samen {mt}. {m} = meewerken {t} = tegenwerken {mt} = werkwijze, methode, techniek Methoden kunnen initieel worden ingedeeld volgens onderstaande 4 fasen uit T (algemeen: T1. input T2. interne verwerking T3. output T4. externe verwerking) waarin ook E (oorzaak-methode-gevolg) verwerkt kan worden (E_in_T): - T1 onderzoeken ( beschrijvend, descriptief vastleggend op basis van eigen waarnemingen) - T2 kiezen - T3 sturen (voorschrijvend, prescriptief, normatief op basis van eigen besluiten) - T4 resultaat Je kunt ook de items "beschrijvend" en "voorschrijvend" ook beschouwen als 2 substadia van fase 2, in fase 2 worden: - de waarnemingen uit fase 1 opgeslagen (vastleggend, beschrijvend, descriptief) als na-modellen in het geheugen, mogelijk veelal in de vorm van inductie (van bijzonder naar algemeen) - (met behulp van de na-modellen in het geheugen) voor-modellen (plannen/programma's) gemaakt (voorschrijvend, prescriptief, normatief, regelend) om daaraan wel of geen uiting te geven in fase 3, mogelijk veelal in de vorm van deductie (van algemeen naar bijzonder). Schematische vergelijking: beschrijvend <-> voorschrijvend/normatief/regelend descriptief <-> prescriptief introvert <-> extravert passief <-> actief verleden <-> toekomst Methoden kunnen initieel ook worden ingedeeld volgens onderstaande 3 fasen uit E of sub zijn van bovenstaande 4 T-fasen: - o oorzaak - mt methode/werkwijze, te onderscheiden als mee- of tegenwerkend - g gevolg In proces-beschrijvingen zie je wel dat de opeenvolgende E-fasen verwerkt zijn/lijken in opeenvolgende T-fasen. In proces-beschrijvingen zie je niet dat de opeenvolgende T-fasen verwerkt zijn/lijken in opeenvolgende E-fasen. Hieruit zou je kunnen vermoeden dat het dierlijk/menselijk "denken" zich wellicht in beginsel/oorsprong concentreert rond de denkbeeldige scheidslijn tussen R en T (het begrip beweging), waarbij M en E fungeren als ondersteunende-/sub-indelingen. _____________________________________________________________________ BEGIN methodisch/systematisch werken volgens oorzaak-werkwijze-gevolg _____________________________________________________________________ - oorzaak: behoefte probleem beleidsgericht_werken beleidsgerichtheid beleidsgericht op_de_bron_gericht_werken brongerichtheid brongericht probleemgericht_werken probleemgerichtheid probleemgericht vraaggericht_werken vraaggerichtheid vraaggericht - werkwijze: methode, werk-mogelijkheden actiegericht_werken actiegerichtheid actiegericht competentiegericht_werken competentiegerichtheid competentiegericht functiegericht_werken functiegerichtheid functiegericht gedragsgericht_werken gedragsgerichtheid gedragsgericht potentiegericht_werken potentiegerichtheid potentiegericht praktijkgericht_werken praktijkgerichtheid praktijkgericht procesgericht_werken procesgerichtheid procesgericht systeemgericht_werken systeemgerichtheid systeemgericht - gevolg: doel oplossing doelgericht_werken doelgerichtheid doelgericht effectgericht_werken effectgerichtheid effectgericht gebruikersgericht_werken gebruikersgerichtheid gebruikersgericht oplossingsgericht_werken oplossingsgerichtheid oplossingsgericht prestatiegericht_werken prestatiegerichtheid prestatiegericht productgericht_werken productgerichtheid productgericht resultaatgericht_werken resultaatgerichtheid resultaatgericht taakgericht_werken taakgerichtheid taakgericht toekomstgericht_werken toekomstgerichtheid toekomstgericht toepassingsgericht_werken toepassingsgerichtheid toepassingsgericht _____________________________________________________________________ END methodisch/systematisch werken volgens oorzaak-werkwijze-gevolg _____________________________________________________________________ ------------------------------------------------------------------ END Toelichting bij methoden {mt} = {werkwijzen} ------------------------------------------------------------------ ------------------------------------------------------------------ BEGIN Informatie en communicatie ------------------------------------------------------------------ Informatie is een onmisbaar hulpmiddel bij het (over)leven. Met behulp van waarnemende organen (zintuigen) maken wezens een voorstelling van de omgeving: - het eigen lichaam en - de omringende ruimte. Waarneming kan bv. in de vorm van beeld, geluid, reuk, smaak, gevoel. Het lichaam van een levend object lijkt voortdurend in de weer met het aanbrengen van balansen/evenwichten via cycli/kringlopen met behulp van informatie. Alles wat bestaat kan tevens fungeren/dienstdoen als informatiedrager (= model). Een informatiedrager is elk object/fenomeen dat (in beginsel/principe) kan worden gedetecteerd/opgemerkt/waargenomen door een ander object/fenomeen. Een deel van de objecten fungeert voornamelijk als informatiedrager (= model), bv. (opslag)media voor lichaams in- en uitwendige talen. Een model kan verwijzen naar (aspecten/kenmerken van) bv.: - zichzelf - (een relatie met) iets anders In het denk- en spraakgebruik worden informatiedragers ook wel aangeduid als informatie. De soorten informatie zou je mede kunnen afleiden uit de verschillende soorten talen, waarmee informatie kan worden gecommuniceerd, bv. DNA-taal, babytaal, bargoens, beeldentaal, braille, computertaal, cultuurtaal, dierentaal, gabbertaal, gebarentaal, geboortetaal, genentaal, geurtaal, gewesttaal, gewonemensentaal, gogentaal, groepstaal, handspraak, jargon, jip-en-janneketaal, jongerentaal, juridische taal, kindertaal, kunstmatige taal, landstaal, lichaamstaal, mensentaal, mimiek, moedertaal, objecttaal, omgangstaal, platte taal, rechtstaal, reclametaal, regiolect, slang, sociolect, spreektaal, straattaal, streektaal, subcultuurtaal, taal van je gezicht, taal van je handen, taal van je mond, taal van je neus, taal van je ogen, taal van je oren, taal van je wenkbrauwen, (taal van de) muziek, televisietaal, thuistaal, vaktaal, volkstaal, zustertaal. Indien je zou willen omschrijven wat informatie is, zou je op zoek kunnen gaan naar de kenmerken/eigenschappen die altijd gelden voor informatie, welke kenmerken je zou kunnen omschrijven als: - "essentiële kenmerken van informatie" en/of - "fundamentele kenmerken van informatie" en/of - "inherente kenmerken van informatie" en/of - "intrinsieke kenmerken van informatie" en/of - "niet-optionele kenmerken van informatie" en/of - "non-optionele kenmerken van informatie" en/of - "wezenlijke kenmerken van informatie" en/of - "wezenskenmerken van informatie" Informatie lijkt altijd: - onwerkelijk (in de betekenis van abstract) - verplaatst deel of verplaatste deeltjes - buiten verplaatsing (-> met de potentie om te worden ontvangen/waargenomen) - beïnvloeden/veroorzaken (oorzaak van alles, waaronder geheugen en kennis) Het begrip informatie kun je niet los zien van andere basisbegrippen. Wat de basisbegrippen zouden kunnen zijn en hoe de relaties daartussen zouden kunnen zijn binnen het dierlijk- en menselijk ervaren, denken en doen, is onder meer het onderwerp van experimentele amateuristische bedenksels binnen het MRTE-indelingsmodel: https://www.mrte.info Binnen het MRTE-indelingsmodel worden aangemerkt als kenmerken van informatie: - {M} : onwerkelijk - {R} : verplaatst deel - {T} : buiten verplaatsing - {E} : beïnvloeden/veroorzaken Het begrip informatie is nauw verbonden met het begrip communicatie, informatie maakt deel uit van communicatie. De kenmerken van informatie lijken te kunnen worden ingekaderd binnen de hoofdschema's van communicatie, waarbij je uitkomt op een basisschema voor een: - empirische kringloop - empirische cyclus - empirische cirkel Binnen het MRTE-indelingsmodel zijn de hoofdschema's van communicatie: - R-indeling - T-indeling - R-indeling: {A} bron {B} bereik {C} verplaatst deel of verplaatste deeltjes {D} route Schematisch: {A} (=bron) --{C} (=verplaatst deel)--> B (=bereik) {D} (route) - T-indeling (4 keer R): {1} verplaatsing naar binnen {2} verplaatsing binnen {3} verplaatsing naar buiten {4} verplaatsing buiten Schematisch: ____________________ | | -1-> -2-> -3-> -4-> | | |____________________| De indelingen van het MRTE-indelingsmodel zijn gebaseerd op de configuraties van de begrippen: - onveranderlijk/vast en veranderlijk/los (voor de kenmerken) - binnen/inwendig en buiten/uitwendig (voor de kenmerkwaarden) Binnen het schema https://www.mrte.info/kenmerken_van_informatie.html staan de kenmerken van informatie vermeld in de rode vlakken en zijn in de volgorde M R E T : - bij {M}: onwerkelijk - bij {R}: verplaatst deel - bij {E}: beïnvloeden/veroorzaken - bij {T}: buiten verplaatsing Bovengenoemde 4 kenmerken van informatie zou je op basis van de binnen/buiten-indeling als aanvullende kenmerken kunnen projecteren op de R- en/of T-indeling. Aanvulling (+) van de 4 kenmerken van informatie bij R: {A} bron + beïnvloeden : uiting/verzending van informatie {C} verplaatst deel + verplaatst deel : verplaatsing van informatie {D} route + buiten verplaatsing: informatie buiten {A} en buiten {B} {B} bereik + onwerkelijk : waarneming/ontvangst van informatie Je zou kunnen spreken van info_in_R en per kenmerk van: - E_in_R - R_in_R - T_in_R - M_in_R Aanvulling (+) van de 4 kenmerken van informatie bij T, bv. als wisselwerking tussen een subject {S} en de omgeving. {1} verplaatsing naar binnen + onwerkelijk : waarneming/ontvangst van informatie {2} verplaatsing binnen + verplaatst deel : inwendige verplaatsing van informatie bv. denken of informatieverwerking {3} verplaatsing naar buiten + beïnvloeden : uiting/verzending van informatie {4} verplaatsing buiten + buiten verplaatsing : omgevingsverandering -> evaluatie Je zou kunnen spreken van info_in_T en per kenmerk van: - M_in_T - R_in_T - E_in_T - T_in_T Bij R zijn informatiewaarnemer en informatiezender verschillend, namelijk {B} en {A} Bij T zijn informatiewaarnemer en informatiezender hetzelfde, namelijk {S} Invulling van bovengenoemde begrippen: - onwerkelijk zou opgevat kunnen worden als: abstract, bv. beeld, geluid, reuk, smaak, tast - de combinatie: "verplaatsing naar binnen + onwerkelijk" zou opgevat kunnen worden als de omzetting van de werkelijkheid -> onwerkelijkheid/info tijdens de waarneming. - de combinatie: "verplaatst deel + verplaatst deel" zou opgevat kunnen worden als de verplaatsing van (een) werkend/werkzaam deel(tje(s)) uit (de) verplaatste deel(tje(s)). - de combinatie: "verplaatsing buiten + buiten verplaatsing" zou opgevat kunnen worden als de "verplaatsing buiten" de waarnemer = {4} en vanuit deze positie "verplaatsing buiten" de waarnemer = {4} betekent een andere "verplaatsing buiten": de beleving/ervaring van de omgeving/werkelijkheid binnen het waarnemend orgaan/device, namelijk: de omgeving/werkelijkheid is/wordt een beleving/ervaring of krijgt een betekenis binnen het waarnemend orgaan/device, zie ook onderstaande tekst tussen: - BEGIN begin en eind - END begin en eind - bovenvermelde 4 etappes/fasen/stadia van T zijn aangevuld met de 4 kenmerken van informatie, de 4 etappes/fasen/stadia van T worden beschouwd vanuit subject {S}, min of meer tegelijk doorloopt de omgeving {O} van {S} dezelfde 4 etappes/fasen/stadia in omgekeerde richting (spiegelbeeld), waarbij de 4 etappes/fasen/stadia worden beschouwd vanuit omgeving {O}. - levende lichamen hebben overlevingkansen omdat een groot deel van de input bestaat uit waarnemingen via zintuigen van (on)gunstige aspecten uit de omgeving of realiteit in de vorm van informatie, terwijl een groot deel van de output bestaat uit het beïnvloeden van de omgeving of realiteit, de levende omgeving doet hetzelfde in omgekeerde richting, de nadruk bij de input ligt op informatie inwinnen, de nadruk bij de output ligt op creatie/formatie/realisatie/schepping. - voorbeelden van input - en output van informatie kan worden opgezocht in de lijsten: lijst_T_{1}{info} <-> lijst_T_{3}{info} lijst_E_{mt}{info} <-> lijst_E_{mt}{info} voorbeelden: onderzoeken <-> sturen beschrijven (verslagen) <-> voorschrijven (instructies) ------------------------------------------------------------------ END Informatie en communicatie ------------------------------------------------------------------ ------------------------------------------------------------------ BEGIN begin en eind: een aangepast schema ------------------------------------------------------------------ Tussen R en E is onderstaande analogie van toepassing, vaak verwoord in de vorm van beeldspraken: __________________________________________________________ begin | midden | eind __________________________________________________________ R : bron | verplaatst_deel route/weg | bereik E : veroorzaken | meewerken tegenwerken | resulteren __________________________________________________________ Het leven kun je je voorstellen als een (levens)weg, welke je aflegt/overbrugt met weinig - of met veel hindernissen/moeite/tegenslagen/tegenwerkingen/weerstand. Begin en eind kunnen betrekken hebben op: 1. een ruimtelijke afstand (A en B in R) 2. een opeenvolging van gebeurtenissen (oorzaak en gevolg in E) In het dagelijks leven zien we dit bv. terug bij mijlpalen in ons leven, alsook bij gewoonten en rituelen: - geboorte en dood - aanstelling en ontslag - trouwen en scheiden - begroeting en afscheid Tussen M en T lijkt onderstaande analogie van toepassing: M : onwaar info echt waar T : buiten_S O->S S->O binnen_S geen interne werkelijkheid->info info->werkelijkheid wel interne geheugenverbanden: geheugenverbanden: niet geloven wel geloven NB tussen objectieve - en subjectieve waarheid kunnen (grote) verschillen bestaan. NB de info indeling van T betreft: 1. waarnemen 2. wel geloven 3. uiten/kenbaar_maken 4. niet geloven Geloven betreft een vorm van gelijkheid tussen: 1. waarnemen en 3. uiten/kenbaar_maken Hierbij kun je tevens denken aan: 3. de opslag van info in het geheugen en 1. het weer herinneren/ophalen Je zou je kunnen afvragen of de termen "begin" en "eind" wellicht ook zouden kunnen opgaan voor de indelingen van M en T. Hierbij zou je misschien kunnen denken aan onderstaande rangschikking van de indeling van het MRTE-indelingsmodel, dezelfde indeling, maar een andere volgorde: ____________________________________________________________ - bi/bu bi-bu bu-bu bi-bi bu-bi ____________________________________________________________ - grootte klein ongelijk gelijk groot ____________________________________________________________ - - "begin" - - "eind" ____________________________________________________________ M Materie {echt} {onwaar} {waar} {info} R Ruimte {bron} {route} {verplaatst_deel} {bereik} T Tijd {S->O} {buiten_S} {binnen_S} {O->S} E Energie {oorzaak} {tegenwerken} {meewerken} {gevolg} _____________________________________________________________ - M {waar} ~ gelijkheid van "zijn" tussen {echt} en {info} - M {onwaar} ~ ongelijkheid van "zijn" tussen {echt} en {info} - R {verplaatst_deel} ~ gelijkheid van plaats tussen {bron} en {bereik} - R {route} ~ ongelijkheid van plaats tussen {bron} en {bereik} - T {binnen_S} ~ gelijkheid van verplaatsing tussen {S->O} en {O->S} - T {buiten_S} ~ ongelijkheid van verplaatsing tussen {S->O} en {O->S} - E {meewerken} ~ gelijkheid van werking tussen {oorzaak} en {gevolg} - E {tegenwerken} ~ ongelijkheid van werking tussen {oorzaak} en {gevolg} - bij M: "zijn" ~ inwendige structuur van een object - bij R: het {verplaatst_deel} is (op een gegeven moment) aanwezig in {bron} of {bereik}, terwijl de route zich altijd buiten {bron} en {bereik} bevindt - bij T: de inwendige verplaatsing maakt deel uit van input en output de uitwendige verplaatsing maakt geen deel uit van input en output - bij E: je kunt meewerken betrekking laten hebben op: - wie/wat de werking ondergaat - relatie "bedoeling/doel" en "resultaat" in het bijzonder bij de lijsten: - lijst_E_{m}{g}{lukken} <-> lijst_E_{t}{g}{mislukken} - lijst_E_{m}{functioneren} <-> lijst_E_{t}{dysfunctioneren} - beide typen betrekkingen hebben gemeen: de beschouwing van het "resultaat", vanuit een beschouwing zonder - en met het "resultaat" als gewenst doel. - de 2 middelste kolommen (bu-bu en bi-bi) geven een relatie weer tussen de 2 buitenste kolommen (bi-bu en bu-bi). - Bij route zou je kunnen denken aan een af te leggen weg, altijd met min of meer weerstand, makkelijk of moeilijk. - M begin: echtheid/werkelijkheid M eind: informatie i.d.v.v. beelden, geluiden, reuk, bereikt ontvanger/waarnemer - T begin: {S->O} ~ {output} T eind: {O->S} ~ {input} -> lering/ervaring/evaluatie/resultaat - bij M R en E lijkt de volgorde in bovenstaand schema in overeenstemming met een denkbeeldig - en/of min of meer logisch ruimte- en tijdpad, echter niet of minder bij T. Hoe zou je bij T "output" en "input" als respectievelijk "begin" en "eind" kunnen zien en "binnen verplaatsing" en "buiten verplaatsing" als tussenliggende etappes/fasen/stadia? Hieronder staan een aantal gedachten die deze zienswijze denkbaar zouden kunnen maken: - T4 is (ook) de inverse van T1-3 van S, namelijk T1-3 van O. - De inverse T4 betreft de omgeving van S, waarin S ook een rol speelt, enkel al door de aanwezigheid van S i.d.v.v. S->O O kan dan ook het beste bekeken/beschouwd/bezien worden (O->S) vanuit de aanwezigheid van S binnen O i.d.v.v. S->O, daarom zou het "begin" van beschouwing S->O kunnen zijn. - De T-indeling 1-4 hoeft niet een (complete) tijd-volgorde te zijn. Indien je de T-indeling op vergelijkbare wijze beschouwd als de M R en E indeling wat betreft "begin" en "eind", dan zou je de binnen - en buitenverplaatsing kunnen beschouwen als min of meer gelijktijdige gebeurtenissen. - De T-indeling lijkt het basisschema voor de empirische kringloop. Per M R T E geldt een "kenmerk van informatie". In de projectie van de 4 "kenmerken van informatie" op de T-indeling zou je een meer complete "empirische kringloop" kunnen zien. Bij deze projectie van de 4 "kenmerken van informatie" op de T-indeling is T4 de projectie op T4 -> een buiten verplaatsing per een buiten verplaatsing De projectie T4 op T4 zou je kunnen lezen T4 x T4 -> T2, oftewel de buiten verplaatsing binnen de T-indeling wordt een informatieve buiten verplaatsing en daarmee een vorm van T2 (kennis van de buitenwereld). We kunnen onze omgeving of de werkelijkheid (T4) buiten ons waarnemend orgaan alleen kennen binnen T2 i.d.v.v. bv. evaluatie. Wat zich buiten ons waarnemingsorgaan afspeelt krijgt pas betekenis binnen T2. Er is alleen ons geloof/vertrouwen dat T4 ook echt bestaat zoals we het waarnemen. Je zou daarbij kunnen denken aan verschillende cycli (T1-4). Een deel van de (hele) snelle cycli zou zich ook niet of minder bewust kunnen afspelen, we moeten namelijk zeer snel (onbewust) kunnen reageren op direct gevaar. Veel voorbeelden van de empirische cycli betreffen schematische stadia met een betrekkelijk lange tijdsduur, terwijl ons besef van de werkelijkheid wordt verkregen via hele snelle opeenvolgingen van nieuwe situaties en nieuwe indrukken. De projectie T4 op T4 zou je kunnen omschrijven als: het buitengebeuren in tijd en ruimte, is informatie voor het binnengebeuren. Onze leefwereld is enkel die van de (goden)triade: - T1 input (met name info: zintuiglijke waarneming) - T2 binnen verwerking (ook info) - T3 output (ook info, met name in dienst van sturing) De projectie van T4, als "kenmerk van informatie" op fase/stadium T4 zou je kunnen zien als een gedeeld bestaan van de "binnenwereld" met de "buitenwereld", namelijk in de vorm van (een deel van) (bepaalde soorten) informatie die zich niet beperkt tot binnen - en buiten objecten (w.o. wezens). Een deel van de vele vormen van wel/niet bewuste informatie zouden we op een (nagenoeg) zelfde manier kunnen beleven als andere objecten/wezens, zoals bv. beeld, geluid, ook i.d.v.v. radio, televisie of internet, maar ook informatie die we niet of nauwelijks (nog) kennen of waar we ons niet of weinig bewust van zijn. Ook het bewustzijn van het - of ons bestaan werkt met informatie en die informatie komt deels van buiten, ook buiten ons lichaam. Input en output zijn relatieve begrippen, je kunt input en output bezien vanuit S, maar ook vanuit O. Naast input en output zijn er nog 2 basisvormen van T1 en T3. De basisvormen van T1 en T3 zijn: - koppelen <-> ontkoppelen - omhullen <-> onthullen - ingaan/input <-> uitgaan/output De begin/eind indeling van T is analoog aan die van R. Tussen T2 en T4 lijkt een sterke verwevenheid en onderlinge uitwisseling i.d.v.v. informatie. Binnen de T-indeling zou T3 ~ "output" het "begin" kunnen zijn en T1 ~ "input" het "eind" (resultaat) In de vorm van een "empirische cyclus" als projectie van kenmerken van informatie op de T-indeling: - T3 : met sturing kunnen we ons leven veiliger inrichten: formering - T1 : met veilige zintuiglijke waarneming kunnen we ons richten op voor- en nadelen, bv. buit en gevaar: informering In de vorm van verslaglegging bij (wetenschappelijk) onderzoek: - T3 : voorschrijvend, prescriptief, normatief, regelend - T1 : vastleggend, beschrijvend, descriptief Wanneer {o} geprojecteerd wordt op T3 lijken ook de 3 andere kenmerken denkbaar geprojecteerd te kunnen worden op de T-indeling, met de betreffende woordenlijsten: T-indeling T3 T4 T1 T2 projectie {o} {t} {g} {m} Bij T3 zijn dat de woordenlijsten met daarin {o} Bij T3 zou je bv. kunnen denken aan: - (laten) beginnen - activeren - in gang zetten - motiveren - prikkelen - starten Bij T1 zou je bv. kunnen denken aan: - geactiveerd worden - in gang gezet worden - gemotiveerd worden - geprikkeld worden - gestart worden Een voorlopige naamgeving voor de cycli die beginnen met: T1 -> introverte cyclus T3 -> extraverte cyclus Alle objecten/gebeurtenissen hebben de kenmerken van M R T E en daarom zou je in het schema https://www.mrte.info/kenmerken_van_informatie.html als verdergaande mogelijkheid kunnen veronderstellen dat misschien alle kenmerken uit de M R E rubrieken op de T-indeling geprojecteerd kunnen worden en een bepaalde invloed hebben op de fasen/stadia van de T-indeling. De functies of invloed van de kenmerken uit de M R E rubrieken die op de T-indeling geprojecteerd kunnen worden, zouden gezocht kunnen worden in begrippen en/of aanduidingen uit bijvoorbeeld de (tegenhangers van de) lijsten: - lijst_E_{mt}{info}{kiezen} - lijst_E_{m}{bekrachtigen} - lijst_E_{m}{o}{info}{aanmoedigen}{benadrukken} - lijst_E_{m}{voortrekken} - lijst_K_{:>}{belangrijk} Het MRTE-indelingsmodel betreft een amateuristisch bedenksel hoe we op hoofdlijnen biologisch "geprogrammeerd" zouden kunnen zijn in ons waarnemen, denken en doen, met de daarbij horende vooronderstellingen, voor- en afkeuren, ter idee-vorming, maar dit bedenksel kan natuurlijk ook deels of geheel niet stroken met de werkelijkheid. ------------------------------------------------------------------ END begin en eind: een aangepast schema ------------------------------------------------------------------ ________________________________________________________________________ BEGIN de empirische kringloop als conceptueel model van de werkelijkheid ________________________________________________________________________ De empirische kringloop als beeldvorming van de werkelijkheid is hieronder afgeleid van het experimentele amateuristische MRTE-indelingsmodel. MRTE staat voor de vier basiskenmerken: - Materie - Ruimte - Tijd - Energie Elke basiskenmerk MRTE wordt ingedeeld in vier basiskenmerkwaarden. - De concrete indeling van T in vier basiskenmerkwaarden betreft 4 fasen/stadia van verplaatsing van verplaatste deeltjes: 1. van omgeving naar subject 2. binnen subject 3. van subject naar omgeving 4. binnen omgeving - De abstracte indeling van T betreft de 4 fasen/stadia: 1. waarnemen 2. denken/voelen/geloven/weten 3. uiten 4. nieuws/info van/over de omgeving Stadium 2 en 4 kun je je ook voorstellen als min of meer gelijktijdige fasen/stadia, waarbij denken/voelen/geloven/weten, nagenoeg gelijktijdig plaatsvindt met de gebeurtenissen in onze omgeving via waarnemingen. Onderstaand schema betreft 4 archetypische cycli van BEGIN tot en met EIND, waarbij de 2 middelste kolommen tussen BEGIN en EIND min of meer gelijktijdig plaatsvinden. ___________________________________________________________________________________________________ BEGIN de abstracte indeling MRTE betreft 4 archetypische cycli van BEGIN tot en met EIND ___________________________________________________________________________________________________ BEGIN EIND ___________________________________________________________________________________________________ - - grootte klein ongelijk gelijk groot ___________________________________________________________________________________________________ M Materie vorm {echt} {onwaar} {waar} {onecht/info} R Ruimte plaats {zender} {medium} {bericht/info} {ontvanger} T Tijd verplaatsing {uiten} {nieuws/info} {denken/voelen/geloven/weten} {waarnemen} E Energie vervorming {veroorzaken/info} {tegenwerken} {meewerken} {resulteren} ___________________________________________________________________________________________________ END de abstracte indeling MRTE betreft 4 archetypische cycli van BEGIN tot en met EIND ___________________________________________________________________________________________________ De tussenliggende 2 kolommen tussen BEGIN en EIND vinden min of meer gelijktijdig plaats. Fase/stadium nieuws/info van T betreft info van/over de gebeurtenissen in de omgeving, welke nagenoeg gelijktijdig plaatsvinden met het denken/voelen/geloven/weten via waarnemingen (de info daarover). De empirische kringloop/cyclus/cirkel is de projectie van de archetypische cycli per MRTE op T, waarbij de kolom {info} de projectie bepaalt. De empirische kringloop/cyclus/cirkel betreft de beeldvorming van de werkelijkheid, waarbij geldt: 1. tijdens waarnemen lijkt met name de M-indeling functioneel: wat is (on)echt en (on)waar? 2. tijdens denken/voelen/geloven/weten lijkt met name de R-indeling functioneel: wat is het bericht/info, waar komt het vandaan en waar gaat het heen via wat? 3. tijdens uiten lijkt met name de E-indeling functioneel: oorzaken, gevolgen, invloeden 4. tijdens nieuws/info lijkt met name de T-indeling functioneel: hoe verloopt/verliep 1-4 van T? Hierbij vinden fasen/stadia 2 en 4 nagenoeg gelijktijdig plaats, niet onlogisch gelet op de R-indeling per fase/stadium van T. Wanneer de fasen/stadia gedacht worden plaats te vinden over een betrekkelijk lange tijdsduur, dan kan fase/stadium 4 gedacht worden na fase/stadium 3, dat is bv. het geval bij de wetenschappelijke empirische kringloop/cyclus/cirkel: 1. waarnemen/observeren 2. bepalen welke zaken je waarneemt en welke veronderstellingen je daaruit afleidt 3. toetsen van je veronderstellingen 4. evalueren De empirische kringloop betreft de projectie van de 4 archetypische cycli van MRTE op T en construeert een conceptueel model van de werkelijkheid. ____________________________________________________ | | | Subject | Omgeving | | ---M---> ---R---> ---E---> ---T---> | | |__________________________________________________| ________________________________________________________________________ END de empirische kringloop als conceptueel model van de werkelijkheid ________________________________________________________________________ BEGIN Samenvatting. Hoe denken we? Hoe denken we als mens en dier? Mensen en dieren lijken een vergelijkbare perceptie te hebben van de basiskenmerken materie, ruimte, tijd en energie. Hoe we denken bepaalt hoe we de wereld beschouwen/zien, niet automatisch hoe de wereld in werkelijkheid is. Is het wellicht mogelijk om onze meest basale denkwijzen (archetypen) onder te brengen in een ruw schema? Het MRTE-indelingsmodel is een voorlopig resultaat van een project waarbij door het ordenen van (basale) begrippen pogingen kunnen worden ondernomen om de meest basale begrippen en relaties onder te brengen in een ruw schema, een amateuristisch probeersel voor een conceptueel model van de werkelijkheid. Het MRTE-indelingsmodel betreft niet een vast schema, maar de meeste componenten lijken een min of meer vaste plaats te behouden over de decennia heen, wat op zich natuurlijk geen verband hoeft de houden met de juistheid, het blijft puzzelen, waarbij je tevens niet kunnen stellen dat ons denken te "vangen" zou zijn in een relatief eenvoudig en logisch schema. Wanneer je zoekt naar kenmerken die altijd lijken te gelden voor het begrip informatie, en dat zijn niet automatisch de meest wenselijke kenmerken, dan zou je die kenmerken kunnen herkennen op 4 plaatsen binnen het MRTE-indelingsmodel, bij elk basiskenmerk 1 essentieel kenmerk van informatie. De 4 basisgrootheden of basiskenmerken zijn: M = materie = gedaante = niet-niet verandering = NN R = ruimte = plaats = niet-wel verandering = NW T = tijd = plaatsverandering = verplaatsing = wel-niet verandering = WN E = energie = gedaanteverandering = mutatie = wel-wel verandering = WW bi = binnen bu = buiten Schema MRTE-indelingsmodel: Concreet (echt/werkelijk): - - - bi/bu bi-bu bu-bu bi-bi bu-bi NN M Materie vorm {stof} {los} {vast} {geen_stof} NW R Ruimte plaats {begin/bron} {route} {verplaatst_deel} {eind/bereik} WN T Tijd verplaatsing {output} {buiten_S} {binnen_S} {input} WW E Energie vervorming {beginnen} {verkleinen} {vergroten} {eindigen} Abstract (onecht/onwerkelijk/figuurlijk/info): - - - grootte klein ongelijk gelijk groot NN M Materie vorm {echt} {onwaar} {waar} {onecht/info} NW R Ruimte plaats {zender} {medium} {bericht/info} {ontvanger} WN T Tijd verplaatsing {uiten} {nieuws/info} {denken/voelen/geloven/weten} {waarnemen} WW E Energie vervorming {veroorzaken/info} {tegenwerken} {meewerken} {resulteren} Toelichting: - {stof} heeft in bovenstaand schema als betekenis: stof als vast, vloeibaar, gas - {geen_stof} heeft in bovenstaand schema als betekenis: straling, golven, elektriciteit, chemie, bv. beeld, geluid, geur, smaak, warmte, gevoel (w.o. leven). - {vast} heeft in bovenstaand schema als betekenis vast m.b.t. kenmerken: - essentiële kenmerken - fundamentele kenmerken - inherente kenmerken - intrinsieke kenmerken - niet-optionele kenmerken - non-optionele kenmerken - wezenlijke kenmerken - wezenskenmerken - {los} heeft in bovenstaand schema als betekenis los m.b.t. kenmerken: - niet-essentiële kenmerken - niet-fundamentele kenmerken - niet-inherente kenmerken - extrinsieke kenmerken - optionele kenmerken - niet-wezenlijke kenmerken - Bij de ontwikkeling van het denken van primitieve - naar meer complexe levensvormen, alsook bij de ontwikkeling van ongeborene naar volwassene, lijkt het aannemelijk dat begrippen zich eerst ontwikkelen: - vanuit het zelf naar andere objecten en pas later ook tussen objecten - vanuit concrete situaties en pas later naar meer abstracte situaties - Iets kan beschouwd als materie en/of als energie (werking) en bestaat uit eigenschappen/kenmerken van materie ruimte tijd en energie. - kenmerk = een enkelvoudige - of meervoudige -, simpele - of complexe -, heldere - of diffusie relatie. - werken = een enkelvoudige - of meervoudige -, simpele - of complexe -, heldere - of diffusie verplaatsing. - BEGIN begin en eind - M begin = beginplaats van verplaatsing van werkelijkheid naar info. - R begin = beginplaats van verplaatsing van bron naar bereik, bron en bereik zijn niet gelijk. - T beginnen = begintijd van verplaatsing van bron naar bereik, bron en bereik zijn wel gelijk. - E beginnen = begintijd van verplaatsing van oorzaak naar gevolg. - R bron en ontvanger door verschillende objecten A en B - T uiten en ontvangen door hetzelfde object S - bij M R T E geven bi-bu en bu-bi de grenzen aan: begin en einde - bij M R T E geven bu-bu en bi-bi de richtingen aan: niet - en wel horend_bij/verbonden_met S - de 2 middelste kolommen (bu-bu en bi-bi) geven een relatie weer tussen de 2 buitenste kolommen (bi-bu en bu-bi). - de 2 middelste kolommen (bu-bu en bi-bi) geven tevens aan: het wel - of niet verbonden zijn met het beschouwde onderwerp S. - bij M zijn {stof}/{echt}: het begin en zijn {geen_stof}/{onecht/info}: het einde. De gedachte daarbij is: {stof}/{echt} is de generator van {geen_stof}/{onecht/info}. - Bij T worden de opeenvolgende fasen/stadia 1 2 3 en 4 genoemd, maar je zou fasen/stadia 2 en 4 ook deels als gelijktijdig kunnen beschouwen, de richtingen bij M R en E worden namelijk ook als gelijktijdig beschouwd. In werkelijkheid gelden beide situaties, zowel: - een duidelijk ervaren opeenvolging van stadia van activiteiten, als - gelijktijdige activiteiten want een deel van de gebeurtenissen in stadium 4 (buiten S) wordt ook als gelijktijdig beleefd, omdat de informatie-overdracht via de zintuigen zo snel is, dat de gebeurtenissen in binnen- en buitenwereld als gelijktijdig worden ervaren. - bij M R T E kan de eindgrens ook deels beschouwd worden als begingrens voor een vervolg in de tijd, waarmee je dus opeenvolgende cycli kunt beschrijven bij zowel M, als R, als T, als E. M R T E hebben dan elk een eigen cyclus, je kunt spreken van: de vier archetypische cycli. De archetypische cycli M betreft de voortdurende snelle wisselwerking tussen werkelijkheid en informatie, alsook de beoordeling/duiding/interpretie van wat daarbij (on)waar is. - R en T lijken ruimte_georiënteerd als plaats en verplaatsing. - M en E lijken tijd_georiënteerd als zijn en worden: - M: denken: beoordeling/duiding/interpretatie van (on)waar - E: doen: meewerken of tegenwerken - Levende wezens lijken (gelijktijdig) twee soorten cyclische communicatiemodellen te hanteren: - R: vier ruimtelijke objecten rondom S, waarbij S een verplaatsing is, een tijd-object - T: vier tijd objecten rondom S, waarbij S een zaak is, een ruimte-object - Bij communicatiemodel R is sprake van gerichtheid van object A op een ander object B. - Bij communicatiemodel T is sprake van gerichtheid van object S op elk ander object binnen de omgeving. - De M-cyclus en de E-cyclus zou je haaks kunnen denken op de R-cyclus en op de T-cyclus. - De twee verplaatsings-communicatiemodellen zijn: - het R-communicatiemodel: zender - medium - bericht - ontvanger - het T-communicatiemodel: uiten - nieuws - denken/voelen - waarnemen Elk van de vier stadia van het T-communicatiemodel bestaat uit de vier componenten van het R-communicatiemodel. - De twee mutatie-communicatiemodellen zijn: - het M-communicatiemodel: echt - onwaar - waar - onecht - het E-communicatiemodel: oorzaak - tegenwerken - meewerken - gevolg Elk van de vier stadia van het E-communicatiemodel bestaat uit de vier componenten van het M-communicatiemodel. - de onzekerheid m.b.t. de verplaatsings-communicatiemodellen betreft: denken/voelen - de onzekerheid m.b.t. de mutatie-communicatiemodellen betreft: M - Bij alles wat we doen, passen we onze houding, beweging en gedrag direct en continue aan, zodra een situatie zich ook maar enigszins wijzigt, m.b.v. onze zintuigen, bv. bij het zitten, lopen, fietsen, spelen, werken, communiceren. Per E-stadium kunnen we de 4 aspecten van M belichten/beschrijven. Het is niet altijd mogelijk om een gebeuren als waar of onwaar aan te duiden, wel kun je soms wel de waarheid van informatie omtrent een gebeuren aanduiden als wel - of niet betrouwbaar. - Het E-communicatiemodel kan haaks gedacht worden op het T-communicatiemodel. Wanneer je een object zou willen beschrijven van globaal naar detail, dan zou je dat kunnen doen in de volgorde TREM. - Per T-stadium: 4 R-componenten - Per E-gebeuren: 4 M-aspecten - END begin en eind - BEGIN toelichting kolom {gelijk} Algemeen: - in bovenstaand schema hebben de termen {vergroten} en {verkleinen} betrekking op een object/lichaam en horen bij respectievelijk {m} en {t} - de term {vergroten} in bovenstaand schema betekent: het gelijke object/lichaam groter maken - ook kopiëren en voortplanten zijn vormen van {vergroten} - indien we het object aanduiden met "+", dan geldt in bovenstaand schema: - {vergroten} = toename van "+" - {verkleinen} = afname van "+" - hoewel T1 in de vormen {ingaan} {koppelen} en {omhullen} als gevolg kunnen hebben: {vergroten}, hoort {vergroten} niet bij T1, maar bij {m}, want T heeft betrekking op verplaatsingen en niet op gedaanteveranderingen van een object. - het begrip informatie heeft met name betrekking op het begrip (ver)plaats(ing): - M onecht: met name zeer snelle verplaatsingen van deeltjes die geen concrete lichamen vormen - R verplaatst deel - T buitenverplaatsing - E veroorzaken: beginnen/starten met object-interne bewegingen/verplaatsingen met mutaties tot gevolg. Concreet (echt/werkelijk): - {vast} -> vaste/wezenlijke altijd_geldende/permanente kenmerken, gelijkblijvend - {verplaatst_deel} -> het {verplaatst_deel} is (op een gegeven moment) aanwezig in {bron} of {bereik}, terwijl de route zich altijd buiten {bron} en {bereik} bevindt - {binnen S} -> de inwendige verplaatsing maakt deel uit van input en output de uitwendige verplaatsing maakt geen deel uit van input en output - {vergroten} -> het_gelijke/hetzelfde object/lichaam groter_maken Abstract (onecht/onwerkelijk/figuurlijk/info): - {waar} -> gelijkheid van gedaante/zijn tussen info en werkelijkheid ; {waar} is gelijkheid tussen {info} en {werkelijkheid} - {bericht/info} -> gelijkheid van plaats tussen {bron} en {bereik} ; gelijkheid van {info} op de plaatsen {bron} en {bereik} - {denken/geloven} -> gelijkheid van verplaatsing tussen input en output ; {geloven} (in wat (on)waar en/of (on)werkelijk is) is gelijkheid van {info} tussen {input} en {output} - {meewerken} -> gelijkheid van gedaanteverandering/werken tussen oorzaak en gevolg ; gelijkheid van "bedoeling/doel" en "resultaat", (effectiviteit), zie bv.: - lijst_E_{m}{g}{lukken} <-> lijst_E_{t}{g}{mislukken} - lijst_E_{m}{functioneren} <-> lijst_E_{t}{dysfunctioneren} END toelichting kolom {gelijk} BEGIN Overdenkingen met betrekking tot informatie als buitenverplaatsing: Wat zou de buitenverplaatsing, aangeduid met T4 of met {buiten_S}, als {nieuws/info} kunnen betekenen? - we kennen de "buitenwereld" (buiten ons denken en voelen) alleen in de vorm van informatie, met name, wat in de "buitenwereld" nieuw(s) voor ons is, ervaren we als informatie, dat kunnen zowel (onverwachte) aanhoudende/blijvende gebeurtenissen zijn, als veranderende gebeurtenissen. - je zou eventueel ook kunnen bedenken dat onze "binnenwereld", namelijk {denken/voelen/geloven/weten}, de enige werkelijkheid is, het schema zou dan zijn: 1. {waarnemen}: info -> werkelijkheid 2. {denken/voelen/geloven/weten}: werkelijkheid 3. {uiten}: werkelijkheid -> info 4. {nieuws/info}: info maar je zou tegelijk ook kunnen bedenken dat concrete (werkelijke) en abstracte (figuurlijke/info) zaken altijd door elkaar - en naast elkaar spelen en elkaar beïnvloeden, vooralsnog wordt van dit laatste uitgegaan binnen het MRTE-indelingsmodel. - omdat we de buitenwereld alleen kennen via de binnenwereld, namelijk via een zogenoemde informatie-verwerkingseenheid, worden de reacties van de buitenwereld op de acties van de binnenwereld ook wel aangeduid als "evaluatie", in die zin zou je T4 een vorm van T2 kunnen noemen, alles wat kenbaar is van "buiten" verloopt via "binnen". Evaluatie zou je ook kunnen zien als het informatieve onderhoud van objecten in de omgeving van S. Door fase/stadium 4 aan te duiden met de naam "onderhoud" of "evaluatie" wordt de kringloop kortgesloten, de kringloop wordt daarmee als een voorlopig continue activiteit aangeduid. - stadium 4 is tevens de inverse van 1-3 en de "denkwereld" van de "buitenwereld" betreft stadium 4. - stadium 4 zou je ook kunnen beschouwen als "alles" dat van invloed is of kan zijn op het {denken/voelen/geloven/weten}, "alles" kan informatiedrager zijn en zou je kunnen beschouwen als het geheugen uit het verleden, hoe de wereld functioneert. - stadium 4 betreft verplaatsingen buiten S om, met andere woorden, alleen dat wat (zich) beweegt/verplaatst buiten (de waarneming van) S om, betreft informatie, want alleen dat wat (zich) beweegt/verplaatst buiten (de waarneming van) S om, kan S in beginsel bereiken en daarmee ook waarneembaar en kenbaar worden. - stadium 4 zou je ook kunnen beschouwen als het kennen van S door de omgeving door verplaatsing van deeltjes vanuit S, uiteindelijk buiten S om, zonder dat S zelf verandert, bv. beeld, geluid, geur, smaak, tast. - stadium 4 zou je ook kunnen beschouwen als een afspiegeling van een object, niet het object zelf. - met andere woorden: alleen delen/deeltjes die bewegen kunnen in beginsel opgemerkt worden door het subject S, tevens wordt stadium 4 ook wel aangeduid met evaluatie omdat T4 eigenlijk een vorm is van T2: de beoordeling van acties van S binnen omgeving O kunnen alleen worden opgemerkt binnen een nieuwe T2. - het is echter niet zo dat informatie als buitenverplaatsing ook gekend zou moeten zijn of worden, informatie als buitenverplaatsing betekent slechts dat informatie potentieel gekend kan zijn of worden vanwege de beweging/verplaatsing en dat informatie als buitenverplaatsing ook verborgen kan blijven. - opmerkelijk is dat binnen het MRTE-indelingsmodel de kenmerken van informatie niet vastleggen of informatie (altijd) waar - of gekend is. END Overdenkingen met betrekking tot informatie als buitenverplaatsing: BEGIN MRTE-indelingsmodel zo veel mogelijk vertaald naar plaats - plaats -> - verschil van plaats ~ andere plaats (ruimte kenmerk): bi = binnen/inwendig <-> bu = buiten/uitwendig - ver-ander-ing van plaats ( tijd kenmerk): W = wel plaatsverandering <-> N = niet plaatsverandering - plaatsbegrenzing: {begin} {eind} - plaatsgrootte (van objecten): {verkleinen} {vergroten} - bipv = bi_plaats-verandering bibu bubu bibi bubi NN M Materie bi_plaats {concreet_object} {tijdelijke_kenmerken} {vaste_kenmerken} {afspiegeling} NW R Ruimte bu_plaats {begin_plaats} {tussenplaats} {verplaatst_deel} {eind_plaats} WN T Tijd bu_plaats-verandering {bi->bu} {bu->bu} {bi->bi} {bu->bi} WW E Energie bi_plaats-verandering {begin_bipv} {verkleinen} {vergroten} {eind_bipv} BEGIN toelichting bij M - {tijdelijke_kenmerken} -> niet altijd aanwezige kenmerken op de plaats van het object - {vaste_kenmerken} -> wel altijd aanwezige kenmerken op de plaats van het object - een abstractie is een afspiegeling (bu) van - (en/of voor) een concreet object (bi) veelal i.d.v.v. heel veel verplaatsingen binnen een korte tijd veelal i.d.v.v. heel veel verplaatsingen binnen een standaard verplaatsing/verandering - zie bv. ook: bibu <-> bubi concreet_object <-> afspiegeling aards <-> kerkelijk actueel <-> potentieel bestaand <-> niet-bestaand compact <-> diffuus concreet <-> abstract doewereld <-> denkwereld echt <-> spel feitelijkheid/feit/feitelijk <-> denkbeeldigheid/denkbeeld/denkbeeldig fysisch <-> metafysisch hardware <-> software intuïtie/intuïtief <-> analyse/analytisch letterlijk <-> figuurlijk/overdrachtelijk lichaam/lichamelijk <-> zintuigen/zintuiglijk lichamen <-> communicatie/stromen/transporten mensen <-> goden natuurlijk <-> bovennatuurlijk niet_verplaatste_delen <-> verplaatste_delen non-fictie <-> fictie praktijk <-> theorie real_life <-> no_real_life realiteit/werkelijkheid <-> model/informatie stoffelijk <-> onstoffelijk tastbaar <-> ontastbaar uitvoering <-> oefening vlees/vleselijk <-> geest/geestlijk voelen <-> denken/ratio/intellect/cognitie werkelijk <-> onwerkelijk END toelichting bij M END MRTE-indelingsmodel zo veel mogelijk vertaald naar plaats BEGIN Hoe leren we? Het antwoord op de vraag 'Hoe leren we?' kan wellicht gevonden worden in antwoorden op vragen als: - 'Met welke methoden en middelen zouden we kunnen leren?' - 'Hoe zouden we als mens en dier geprogrammeerd kunnen zijn?' Denkbaar is dat de levende - en lerende natuur zich heeft ontwikkeld met de hulp van een beperkt aantal doelmatige - en logische begripsbouwstenen die een gevolg zijn van waarnemingen met behulp van uiteenlopende complexe waarnemingsorganen, welke begripsbouwstenen in verschillende patronen weer nieuwe begrippen vormen. Vervolgens zal binnen de levende - en lerende natuur de concrete wereld voortdurende razend snel omgezet moeten kunnen worden in verwerkbare informatie en omgekeerd zal de verwerkte informatie voortdurende razend snel omgezet moeten kunnen worden in aangepaste - en betere waarnemingen, denkwijzen en handelingen. Een voorbeeld van begrippenopbouw is het "MRTE-indelingsmodel", een experimenteel amateuristisch indelingsmodel voor begrippen: https://www.mrte.nl/kenmerken_van_informatie.html Van het "MRTE-indelingsmodel" kan weer een empirische kringloop worden afgeleid, waarmee we ons een beeld kunnen vormen van de manier waarop we zouden kunnen leren. Het meest basale begrip is "plaats" en daarvan afgeleid de begrippen: - wel - of geen plaatsverandering = wel - of geen beweging (tijd-zin) - binnen(plaats) of buiten(plaats) = inwendig of uitwendig (ruimte-zin) Een verplaatsing kan inwendig (gedaanteverandering) of uitwendig (externe plaatsverandering) zijn. Van het begrip "plaats" worden afgeleid de vier basiskenmerken: materie, ruimte, tijd en energie, alsook bij elk van deze vier basiskenmerken de vier basiskenmerkwaarden. In onze eerste levensfase zullen we waarschijnlijk de wereld vooreerst beseffen/ervaren/zien vanuit onszelf en pas later ook vanuit andere objecten. Voor het leren van onze eerste ervaringen is veel herhaling en variatie nodig met de beschouwde onderwerpen. - Wanneer wij onszelf niet verplaatsen en het onderwerp verplaatst zich ook niet, dan betreft het onderwerp: "materie". - Wanneer wij onszelf wel verplaatsen en het onderwerp verplaatst zich niet, dan betreft het onderwerp: "ruimte". - Wanneer wij onszelf niet verplaatsen en het onderwerp verplaatst zich wel, dan betreft het onderwerp: "tijd". - Wanneer wij onszelf wel verplaatsen en het onderwerp verplaatst zich vervolgens ook, dan betreft het onderwerp: "energie". Binnen elk basiskenmerk (materie, ruimte, tijd en energie) gelden vier basis kenmerkwaarden, waarvan telkens één kenmerkwaarde geldt als wezenlijk (= altijd geldend) kenmerk van informatie. Wat is informatie? Informatie wordt gekenmerkt door vier wezenlijke (= altijd geldende) kenmerken: - abstract/onwerkelijk - verplaatste deeltjes - buitenverplaatsing - oorzaak Wanneer je leest of hoort dat alles "informatie" is, dan wordt daar eigenlijk mee bedoeld dat alles "informatiedrager" is, dat wil zeggen: alles kan model staan voor iets, alles heeft verschillende betekenissen. Wanneer je leest of hoort dat data niet hetzelfde is als "informatie", dan wordt daarmee bedoeld dat data "informatiedragers" zijn, bv. tekens, codes, letters, cijfers, woorden, zinnen, gebaren, tijdschriften, boeken, muziek, bestanden, websites, memorysticks, etc, dat wil zeggen: elementen uit culturele talen. Alles kan beschouwd worden als "informatiedrager" en dienen als "model" of "spoor", waardoor alles wat met het "spoor" verband houdt, in beginsel opgespoord zou kunnen worden. In de praktijk echter hebben we uiteraard van verreweg de meesten dingen geen weet, hoewel elke ding/gebeurtenis/zaak de "informatiedrager" is van legio betekenissen. BEGIN empirische kringloop Het MRTE-indelingsmodel is een symmetrisch gerangschikt model van begrippen. Binnen M wordt info gekenmerkt als abstract/onwerkelijk, bv. geluid, beelden, chemie -> zeer snelle deeltjes verplaatsing, tegenover concreet/werkelijk. Hierin zou je de indeling wel/geen verplaatsing kunnen herkennen. Binnen T wordt info gekenmerkt als buitenverplaatsing en daardoor in beginsel waarneembaar, tegenover binnenverplaatsing. Hierin zou je de indeling buiten/binnen kunnen herkennen. De empirische kringloop (cyclus/cirkel) lijkt afgeleid te kunnen worden van het MRTE-indelingsmodel, namelijk als de T-indeling (indeling in vier stadia/fasen) met daarop geprojecteerd de vier kenmerken van informatie. Binnen de aldus voorgestelde empirische kringloop kunnen we weer andere symmetrie herkennen. Voor de empirische kringloop geldt: Met betrekking tot info binnen M: - De input wordt gekenmerkt door de overgang van concreet/werkelijkheid naar abstract/info - De output wordt gekenmerkt door de overgang van abstract/info naar concreet/werkelijkheid (info is oorzaak van alles, inclusief kennis en geheugen) -> - De input wordt gekenmerkt door de overgang van weinig verplaatsing naar veel verplaatsing - De output wordt gekenmerkt door de overgang van veel verplaatsing naar weinig verplaatsing -> - De input wordt gekenmerkt door de overgang van weinig verandering naar veel verandering - De output wordt gekenmerkt door de overgang van veel verandering naar weinig verandering Met betrekking tot info binnen T: - De binnenverplaatsing wordt gekenmerkt door de overgang van binnen -> buiten (denken over de uit te voeren acties) - De buitenverplaatsing wordt gekenmerkt door de overgang van buiten -> binnen (waarneembare actuele stand van de werkelijkheid) Fasen/stadia 1-4: 1. werkelijkheid (buiten waarnemer) -> info (binnen waarnemer) 2. binnen -> buiten (gerichtheid): denken over potentieel uit te voeren acties in de werkelijkheid 3. info (binnen waarnemer) -> werkelijkheid (buiten waarnemer) 4. buiten -> binnen (gerichtheid): de werkelijkheid is potentieel waarneembaar voor een waarnemer END empirische kringloop END Hoe leren we? END Samenvatting. BEGIN Op zoek naar antwoorden. We zien onszelf in onze groei naar wat meer volwassenheid over het algemeen wel steeds iets levenswijzer worden, maar we blijven toch worstelen met vaak terugkerende menselijke zwakheden. Kunnen we een aantal menselijke zwakheden wellicht herkennen binnen het hypothetische indelingsmodel? Met name rond de wezenskenmerken van "informatie" komen een aantal gedachten naar voren. Opmerkelijk is dat juist de tegenpool van elk van de 4 "wezenskenmerken van informatie" soms of vaak ten onrechte aangezien wordt voor het betreffende "wezenskenmerk van informatie", terwijl kennis van de overige 2 kenmerken per categorie M R T E, kunnen bijdragen aan een meer juist inzicht. - M informatie als abstract/onwerkelijk. We hebben soms problemen bij het maken van onderscheid tussen werkelijkheid (echt) en onwerkelijkheid (onecht). Wat we gepresenteerd krijgen als informatie, met name binnen verschillende talen, kunnen we soms of vaak onterecht aanzien voor iets dat ooit gebeurd is, gebeurt of staat te gebeuren. Kennis van de kenmerken waar en onwaar kunnen bijdragen aan een meer juist inzicht. - R informatie als verplaatste deeltjes (via een informatiedrager/medium/kanaal/route). We zien een informatiedrager/medium/model (D) soms of vaak aan voor informatie (C). Een bekend voorbeeld is het dikwijls vermelde verschil tussen data/gegevens en informatie. Daar waar een model specifiek ontworpen is om te fungeren binnen kunstmatige talen, bv. data/gegevens, letters, cijfers, woorden, zinnen, afbeeldingen, tekens en ook boeken, cd's, dvd's, memorysticks, duiden we het model soms of vaak onterecht aan als informatie. Maar de aanwezigheid van een model op zich, betekent nog niet automatisch dat er ook sprake is van overdracht van deeltjes van zender naar onvanger en dat vervolgens, via ontvanger-interne verplaatsingen, de overgedragen informatie begrepen wordt zoals bedoeld. Kennis van de kenmerken bron en ontvanger kunnen bijdragen aan een meer juist inzicht. - T informatie als buitenverplaatsing. - Een object kan zich alleen kenbaar maken door het zenden van bewegende deeltjes van binnen - naar buiten het object. - Alleen bewegende deeltjes die zich buiten een object bevinden, kunnen in beginsel worden waargenomen door een ander. We denken vaak dat de wereld om ons heen exact gelijk/hetzelfde is aan wat we (denken te) waarnemen, maar eigenlijk kunnen we dat niet weten en soms realiseren we ons dat dit niet altijd (exact) zo het geval is. Kennis van de kenmerken input en output kunnen bijdragen aan een meer juist inzicht. - E informatie als veroorzaker. We hebben nog wel eens moeite met het bepalen van oorzaken en gevolgen. - Zaken die gelijktijdig gebeuren kunnen wel -, niet of deels correleren, maar dan weten we nog geen oorzaak en gevolg. - Voor velen geldt dat mystieke wezens de veroorzakers zijn van veel of van alles, bv. God of goden, waar we invloed op kunnen uitoefenen door gehoorzaam en offerbereid te zijn. - We neigen soms om de schuld van iets, zonder voldoende kennis, af te schuiven op tegenstanders of minder populaire mensen of groepen, ze staan immers toch al als "minder goed" bekend binnen ons (gezamelijk) denksysteem. Kennis van de kenmerken meewerken en tegenwerken kunnen bijdragen aan een meer juist inzicht. END Op zoek naar antwoorden. Naslag puzzelwoordenboeken: - Huizinga's klein woordenboek voor puzzelaars ; A.J.G. Strengholt's uitgeversmaatschappij Amsterdam - Encyclopedie voor puzzelaars II ; A. van Opperdoes ; A.J.G. Strengholt's uitgeversmaatschappij Amsterdam - De grote encyclopedie voor puzzelaars ; G. op de Beek ; A.J.G. Strengholt's uitgeversmaatschappij Amsterdam - Passen en meten met woorden ; Onkenhout Groep - 1.500.000 puzzelwoorden De grote puzzelvraagbaak ; Rik van Steenbergen ; Rebo Productions bv. Lisse - 20.000 puzzelwoorden ; A.F. Kerbert en A. de Moor ; Uitgeverij "Elmar" N.V. Delft Aanbevolen boeken: - Het juiste woord ; standaard betekeniswoordenboek der Nederlandse taal ; dr. L.Brouwers ; Standaard uitgeverij Antwerpen/Utrecht - Methodologie ; grondslagen van onderzoek en denken in de gedragswetenschappen ; A.D. de Groot Aanbevolen websites: - https://communicatiekc.com/ de MRTE-redactie END Toelichting